Ik ben Sandra en ik ben een ongelovige.
Dat wil zeggen, ik ben niet met een Koran, Thora of Bijbel opgegroeid. Ik dacht vroeger dat de geboorte en dood van Jezus allemaal op eerste kerstdag plaats hadden. Omdat dat verhaal alleen werd verteld rond kerst.
Maar in de loop van mijn leven leer ik bij. Over leven en dood. Juist ook in mijn verpleegkundige werk, waar ik zo dicht op de dood zijn huid zit. En met de geboorte van mijn dochter, zag ik dat leven geen toeval kon zijn. Ik zag wonder, zo groot, daar moest een verklaring voor zijn, hoger dan ik ben.
Dus ongelovige is niet helemaal waar. Ik heb door mijn werk en leven het gevoel gekregen dat er meer moet zijn. Een hogere energie, een kracht, een troost, iets. En in mijn werk zie ik het mensen vinden in van alles. In de familie en vrienden die ze is gegund. In een gesprek met een dominee. Of in een ritueel.
Soms wil een patiënt weten of ik gelovig ben. Dan zeg ik maar ‘nee’. Omdat ik verwacht dat hij wil spreken over zíjn geloof en dat ken ik niet. Ik ken wel het geloven, maar niet zijn goden. Ik kan geen Bijbeltekst citeren, die past bij de gemoedstoestand van deze man. En ik begrijp zijn verhalen niet, als hij namen noemt uit zijn Boek.
Maar ik loop er niet voor weg. Ik ga een gesprek aan met deze man. Of met een andere. Moslim, Jehova’s Getuige, Jood, het maakt mij niet uit. Ik hang aan hun lippen, als ze mij vertellen wat hun kracht geeft. Ik leer er zelf weer van. Uit alle overtuigingen haal ik dat wat mij positieve kracht geeft. Over naastenliefde en moed. Over troost en doorzettingsvermogen.
Zo nodig regel ik iemand die de taal van de gelovige in het bed beter spreekt dan ik. Die in zijn gedachten mee leeft, veel beter dan ik dat kan. Zo spreek ik een geestelijk verzorger op mijn afdeling. Hij kan zo bevlogen vertellen over wat hij doet. Alleen al daarom begrijp ik, hoe hij op vele momenten meer duidelijkheid kan bieden, dan ik – verpleegkundige.
Deze geestelijk verzorger vertelt mij dat er nog zoveel beter kan in de spirituele ondersteuning. In de palliatieve zorg bijvoorbeeld. Volgens hem zijn er nog veel onbekendheden en vooroordelen onder zorgverleners; artsen en verpleegkundigen. Hierdoor is er te weinig ruimte of wordt er onvoldoende tijd genomen voor diepgang in spiritualiteit.
Ik hang aan zijn lippen. Tot mijn pieper gaat en ik met de dagelijkse zaken verder moet. En daar denk ik dan later weer over na. In mijn dagelijkse verpleegzaken is spiritualiteit dus geen vanzelfsprekendheid. Dat zou meer moeten. Ja, zegt de geestelijk verzorger op mijn afdeling: ‘We moeten af van zinnen als: “we kunnen niets meer voor u doen” en leren kijken: wat kunnen we allemaal nog méér voor u betekenen?’
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account