Op kamer 7 ligt een TBC-patiënt. Zij is zeventigplus en fors benauwd. Onze verpleegantennes huiveren. Al dat omkleden in de sluis vertroebelt het zicht op deze ernstige zieke dame. En dat terwijl mijn collega mij overdraagt dat ze ‘het niet vertrouwt’.
Zo vaak ik kan, kleed ik mij om en kijk ik om het hoekje. Ik meet saturatie en bloeddruk en waak over urineproductie. De cijfers blijven stabiel, krap voldoende, mijn hart blijft ongerust.
Wat nu als deze mevrouw plots een hartstilstand heeft? Wat doen mijn collega’s in het geval dat ik de noodklok luid? Gaan zij zich eerst omkleden of krijgen wij allemaal TBC? Voel ik mij lange tijd alleen, terwijl zij zich in kapjes en jassen hullen of gaat reanimeren voor jezelf beschermen? En wat als er beademd moet worden; wie van mijn collega’s durft het aan met TBC? Is dat beademingsmasker trouwens voldoende bescherming tegen een tuberkel bacil of hoe beadem ik anders veilig? Want natuurlijk heeft acuut levens redden prioriteit, maar gaat dat ook boven mijn eigen gezondheid?
Mijn dienst zit erop; mijn nachtcollega begint. Ik haal opgelucht adem. Zij neemt mijn onrust over en betreedt de zaal, terwijl ik mij omkleed en vertrek. Mijn collega gaat kijken om half 1 en dan weer om half 2. Tot haar schrik staart de mevrouw op kamer 7 haar ademloos aan. De collega roept nog haar naam en voelt, maar er is geen polsslag. De vrouw is overleden en zelfs al een beetje koud. Op de gang treft ze een collega. Ze overleggen. Wat moeten ze doen? Niet met TBC of kapjes, maar moet je in dit geval sowieso nog reanimeren? Wat hebben we toch een ingewikkeld beroep.
Doe je deze dame een plezier door haar nu nog te reanimeren? Wie ben jij om haar te reanimeren; hoe komt ze daar uit? Wie ben jij om het te laten; had ze het echt niet gered?
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account