Een 53-jarige Arnhemmer die na een veroordeling weer aan de slag wil als verpleegkundige krijgt definitief geen verklaring omtrent gedrag. De man stapte in hoger beroep naar de Raad van State om alsnog deze verklaring van goed gedrag te krijgen, maar dit werd afgewezen. De man werd in 2006 veroordeeld voor een zedendelict.
Het ministerie van justitie weigerde hem eerder een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) te geven vanwege zijn veroordeling. Het ministerie rekende hem die veroordeling zwaar aan, omdat het tijdens zijn werk gebeurde met een patiënt.
Buschauffeur
Volgens de verpleegkundige heeft hij veel geleerd van zijn misstap negen jaar geleden. Hij is bereid een uitgebreid persoonlijk-psychologisch onderzoek te ondergaan om vast te stellen of er nog een risico op herhaling bestaat. Hij werkt inmiddels al drie jaar als buschauffeur, tot volle tevredenheid van zijn werkgever. Hij zegt dat dit aantoont dat hij met het verleden heeft gebroken. Volgens de Raad van State is dit niet van belang voor het oordeel. De minister mocht volgens de Raad van State rekening houden met het feit dat de samenleving er belang bij heeft beschermd te blijven tegen strafbare feiten.
Herhaling
De man vindt dat hij intussen genoeg gestraft is. Uit onderzoek bleek dat zolang hij niet in zijn eentje nachtdiensten doet, er geen kans op herhaling is. De Raad van State wees erop dat patiënten zich mogelijk minder op hun gemak voelen als ze weten dat op hun afdeling een verpleegkundige werkt die voor een zedendelict is veroordeeld.
Disproportioneel
Volgens de Raad van State is er bij zedendelicten slechts beperkte ruimte om alsnog over te gaan tot de afgifte van een VOG. Dit kan alleen wanneer de Raad van State oordeelt dat de weigering disproportioneel is. Dit was volgens de Raad van State hier niet het geval.
Het was volgens de Raad van State redelijk dat gezien de ernst van het delict geen VOG meer is afgegeven. Volgens de verpleegkundige moet rekening worden gehouden met zijn jeugdige leeftijd toen hij het zedendelict pleegde, maar volgens de Raad van State is dit niet van belang. Dat de verpleegkundige zonder VOG zijn functie niet meer kan uitvoeren, is voor de Raad van State geen bijzondere omstandigheid. Daarom heeft ook de Raad van State het hoger beroep afgewezen.
Veel werkgevers eisen een VOG van verpleegkundigen die zij in dienst nemen. Er is echter geen wettelijke plicht om een VOG te overleggen bij de aanstelling, zoals dit wel geldt voor personeel in het onderwijs, de kinderopvang en de taxibranche.
Auteur: TvZ – Annelies Vermeulen
Bron: Raad van State , Zaaknummer 08/3853
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account