Over orgaan- en weefseldonatie bestaan heel wat misvattingen. Ongetwijfeld heb je er als verpleegkundige al behoorlijk wat voorbij horen komen. Maar wat is waar van die verhalen en argumenten? In het kader van donorweek: een aantal misverstanden op een rij.
‘Ik ben ziek, aan mij hebben ze niks’
Ook registratie als donor door een zieke is zinvol. Het gaat bij donatie namelijk om meerdere organen en weefsels. Daarom is het ook voor iemand met een ziekte of aandoening of voor een patiënt die veel medicijnen gebruikt zinvol om ‘ja’ te zeggen tegen donatie. Als door ziekte of medicijngebruik een bepaald orgaan of weefsel niet geschikt is voor donatie, blijven vaak nog andere organen of weefsels over die wél in aanmerking komen. Pas als iemand is overleden, kan een arts vaststellen of organen en weefsels geschikt zijn voor transplantatie. Dit wordt zoals je waarschijnlijk wel weet bepaald door de geschiktheid, zoals het moment, de wijze, de plaats en oorzaak van het overlijden.

Cursus over orgaandonatie winnen?
Speciaal in het kader van Donorweek verloot bureau voor online zorgcursussen E-Nursing 20 cursussen ‘Orgaan- en weefseldonatie,’ ontwikkeld en beoordeeld door drie donatiecoördinatoren en DONOR, de beroepsvereniging van donatiecoördinatoren. Kans maken op de cursus? Stuur een mailtje naar nursing@reedbusiness.nl o.v.v. ‘cursus orgaandonatie’
‘Ik ben homo, dus ik kan geen donor zijn’
Dat is een hardnekkig misverstand. Het Donorregister maakt geen onderscheid tussen homo- of heteroseksuele mensen. Risicofactoren voor de overdracht van HIV spelen wel een rol, ongeacht de geaardheid van de donor. Hierbij is het belangrijk om onderscheid te maken tussen orgaandonatie en weefseldonatie. Als er geen aanwijzingen zijn voor een risico op overdracht van een besmettelijke ziekte, zullen de organen worden aangeboden voor transplantatie. Bij weefseldonatie zijn de grenzen voor donatie strikter. Weefseltransplantaties zijn in de meeste gevallen geen levensreddende behandelingen, maar ingrepen gericht op de verbetering van kwaliteit van leven. Al bij een klein risico wordt dan afgezien van donatie, omdat een eventuele besmetting van de ontvanger van het weefsel onacceptabel is. Nadat iemand is overleden, vraagt een arts daarom aan de familie of nabestaanden of de overledene behoorde tot een risicogroep voor HIV-overdracht. Het maakt daarbij niet uit of deze persoon een partner van hetzelfde geslacht had. Ook bij de partner van een heteroseksuele donor wordt dit in principe gevraagd.
‘lk ben te oud om nog donor te kunnen zijn’
Dat hangt er vanaf. Als je patiënt of cliënt 80 jaar of jonger is wanneer hij overlijdt dan is er een grote kans dat hij nog een orgaan of weefsel kan doneren. Een lever kent zelfs helemaal geen maximumleeftijd meer. Pas op het moment van overlijden stelt een arts vast welke organen en weefsels nog geschikt zijn voor transplantatie.
‘Een donor wordt ook gebruikt als proefkonijn’
Een donor is geen proefpersoon. Gedoneerde organen en weefsels worden uitsluitend gebruikt voor transplantatie. Soms blijkt een orgaan of weefsel na uitname tóch niet geschikt te zijn voor transplantatie. Alleen in dat geval kan het betreffende orgaan of weefsel worden gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek dat gericht is op kennis over transplantatie. Dus niet voor overig onderzoek. Je patiënt of cliënt kan overigens bezwaar maken tegen bovengenoemd onderzoek.
Bron: Nederlandse Transplantatie Stichting. Meer informatie? Kijk eens op www.transplantatiestichting.nl of bel met informatienummer 0900 – 821 21 66 (lokaaltarief).
Cursus over orgaandonatie winnen?
Speciaal in het kader van Donorweek verloot bureau voor online zorgcursussen E-Nursing 20 cursussen ‘Orgaan- en weefseldonatie,’ ontwikkeld en beoordeeld door drie donatiecoördinatoren en DONOR, de beroepsvereniging van donatiecoördinatoren. Kans maken op de cursus? Stuur een mailtje naar nursing@reedbusiness.nl o.v.v. ‘cursus orgaandonatie’
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account