Met de komst twee nieuwe titelnamen is een oude wond opengereten. Om iets van die spanning te begrijpen, gaat Nannie Wiegman terug naar de jaren 70, toen de ‘oude’ inservice-opgeleiden botsten met de nieuwelingen van de mbo-v.
Het eindrapport van de stuurgroep ‘Toekomstbestendige beroepen in de verpleging en verzorging’ onder leiding van Doekle Terpstra is uit. De beroepsprofielen van beide typen verpleegkundigen zijn in het rapport nauwkeurig omschreven met als resultaat dat de mbo-verpleegkundige basisverpleegkundige gaat heten en de hbo-verpleegkundige regieverpleegkundige.
Twee typen verpleegkundigen
Met deze nieuwe benamingen voor de twee typen verpleegkundigen is een oude wond opengereten. De hbo-verpleegkundige, de regieverpleegkundige dus, herkent zich zonder problemen in de functieomschrijving. Omdat de zorg completer wordt, moeten deze verpleegkundigen nog scherper kunnen analyseren in onvoorspelbare situaties en de regie nemen. Daarvoor zijn ze opgeleid, dat is ook de uitdaging van hun vak. De taken en bevoegdheden van de basisverpleegkundige, opgeleid op het mbo, blijven gelijk. Deze verpleegkundige werkt in voorspelbare zorgsituaties. Alles lijkt dus in kannen en kruiken, maar het is de vraag of de mbo-verpleegkundige gelukkig is met deze benaming.

Begin 2016 werden de nieuwe beroepsprofielen en de twee nieuwe namen gepresenteerd. Lees meer>>
Van inservice naar mbo-v
Wie iets wil begrijpen van de spanning tussen de twee typen verpleegkundigen die je als patiënt aan je bed kunt krijgen, moet terug naar het begin van de jaren 70 van de vorige eeuw. Toen vond er een stille revolutie plaats binnen de verpleging. De inservice-opleiding, die sinds 1882 functioneerde, zou vervangen worden door dagonderwijs. Daarmee moest een einde komen aan de ingewikkelde positie die leerling-verpleegkundigen in de ziekenhuizen hadden. Zij waren immers zowel werknemer als leerling en werden vooral ingezet als goedkope werkkrachten. Hun positie was daarmee kwetsbaar. Met het dagonderwijs voor een nieuw type mbo-verpleegkundige zou een einde aan deze ongewenste situatie komen. De eerste mbo-v opleiding ging in 1972 van start in Eindhoven, een jaar later gevolgd door Rotterdam en andere steden.
Ondergang van de mbo-v
Kenmerkend aan deze eerste mbo-v opleiding was het experimentele karakter. Enerzijds was dat de kracht, anderzijds de zwakte. De kracht omdat opleidingen de kans kregen een ander, modern concept van de verpleegkundige neer te zetten, met meer aandacht voor vakken als agogiek en een eerste poging tot theorievorming. De zwakte was het feit dat de praktijk niet rijp bleek voor zo’n nieuw concept. Het oude inservicesysteem bleef nog gewoon bestaan. Daardoor kwam de mbo-v verpleegkundige in botsing met de traditionele inservice opgeleide verpleegkundige. Dit leverde op de werkvloer misverstanden en spanningen op. De druk op de jonge, vaak zeer gemotiveerde mbo-verpleegkundige was zo groot, dat een aantal van hen in 1979 hun net behaalde insigne bij hun opleiding inleverde. Onder die omstandigheden wilden ze geen verpleegkundige zijn. Politiek getouwtrek, het gebrek aan lesboeken én de concurrentie met de eveneens in 1972 gestarte hbo-v opleiding, bespoedigden de ondergang van de eerste mbo-v opleiding. Na 10 jaar hield deze dan ook op te bestaan om in 1995 in aangepaste vorm weer van de plank gehaald te worden.
Dure plicht
Met de hbo-v verpleegkundige komt het allemaal wel goed. Die krijgt op dit moment ruim aandacht, tijd en geld, maar de mbo opleiding heeft tot de dag van vandaag een hybride positie. We moeten er voor zorgen dat, met de nieuwe benaming van basisverpleegkundige, de huidige mbo-verpleegkundige ook een echt perspectief krijgt. Is het nu niet onze dure plicht om in overleg met alle partijen een volwaardige, voor iedereen acceptabele mbo opleiding, niet alleen op papier maar ook in de praktijk tot een succes te maken?
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account