Ik zal niet beweren dat ik geweldig ben. Misschien sóms een béétje geweldig behulpzaam. In ieder geval betracht ik af en toe eens naar een bel te lopen van een collega.
Omdat die vaker gaat dan die van mij. Of tegelijk met nog een andere. Komt er een opname bij een collega dan bied ik hem of haar mijn service. Ik dien alvast medicijnen toe, draai infusen in elkaar of maak even een dossier.
Rond koffietijd zit ik in de teampost, alleen. Even probeer ik het. Het lukt niet, het werkt niet zo. Mijn musketierhart jaagt mij overeind. Eén zonder allen is niks. Met zijn allen die ene klus klaren. Met zijn allen later aan de koffie. Desnoods met zijn allen géén koffie. En dan zo’n collega. Die wel blijft zitten. Het irriteert mij behoorlijk. Iedere keer weer.
In ieder team werkt er wel eentje. Zo één wiens naam niet genoemd hoeft te worden. Je hoeft je collega’s maar aan te kijken. Zij bedoelen diezelfde. Een collega die werkt op een eiland, een figuurlijk eiland. Die vaart er ’s ochtends na het lezen naartoe en zie je vervolgens de hele dag niet meer.
Misschien komt ze even over voor een bakkie. Dan loopt ze weer op haar dooie gemakkie de kantjes eraf op weg terug naar het eiland. Het eiland is brandschoon, de eilandbewoners (patiënten) zijn tevreden. Die krijgen hun aandacht en zorg. Op het vasteland dreigt echter een ramp: met spoedopnames en hoge zorgzwaarte dreigen zij te verzuipen. Ze zenden SOS-signalen, maar er komen geen hulptroepen vanaf het eiland. Radiostilte.
Nee, ik wil niet klikken. Wil gewoon weten: hoe kan zo’n collega met zichzelf leven? Zou zij mij niet horen zuchten? Zou ze zichzelf op de Nursingsite herkennen in mijn tekst? Of zou de collega in kwestie het van zichzelf niet weten? Hoe dan ook zal ze me er vast niet op aanspreken. Ik heb niks te vrezen dus, terwijl ik dit schrijf. Heb even mijn hart kunnen luchten. Bedankt voor jullie luisterend oor.
Zeg eens eerlijk, kun jij je er ook zo aan storen?
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account