Zelfs in het eindeloos glooiende Franse landschap, vol koeien en oude boerderijen blijkt de zorg nooit ver weg
De vrouw van de campingbaas is wijkverpleegkundige. Ze studeerde af in de stad Poitiers, maar deed in Nederland de specialisatie Spoedeisende Hulp. Eenmaal terug, zo vertelde ze, kon ze niet meer aarden in de Franse ziekenhuiswereld. De ijzeren hiërarchie ontwend, te veel een Nederlandse geworden. Nu heeft ze een goed lopende praktijk opgebouwd, met vier personeelsleden en ruim tweehonderd cliënten. Ze mist nog regelmatig de adrenaline van de acute geneeskunde, maar ze verzorgt liever duizend diabetische voeten, dan dat ze zich nogmaals laat afsnauwen door een pas afgestudeerd broekie in een witte jas.
Vanochtend ontving ik een bericht van Bert, een goede vriend die onlangs een dikkedarmresectie heeft ondergaan. Hij is gelukkig weer thuis. Een week geleden zat ik nog aan zijn bed, mezelf te verbijten over de gang van zaken. Niets zo moeilijk als op visite zijn in een ziekenhuis terwijl je je nergens mee mag bemoeien. Het ergste vond ik dat niemand op de deur klopte bij binnenkomst. Bert lag op een eenpersoonskamer. Zelfs als de deur gesloten was, liep iedereen gewoon binnen alsof het zijn of haar eigen kantoor betrof, van koffiehulp tot zaalarts. Inderdaad, ook de verpleging onttrok zich niet aan dat wonderlijke gedrag. Wat zegt zoiets over een afdeling?
‘Misschien een beetje zeurderig’, zei Bert zachtjes, ‘Maar ik moet soms lang wachten als ik gebeld heb. Laatst moest ik overgeven ondanks de maaghevel, ik dacht dat ik stikte. Na vijf minuten kwam de verpleegkundige pas.’

Onregelmatig werken kan echt anders
Hugo vindt het jammer dat onregelmatig werken kleine sociale drama’s met zich meebrengt. Lees de vorige blog van Hugo>>>
‘Tja’, antwoordde ik, ‘je bent natuurlijk niet de enige hier. Soms ben je met een andere patiënt bezig en kun je niet meteen weg.’
‘Hoe weet je eigenlijk wanneer een bel haast heeft?’ vroeg Bert. ‘Ik bedoel, soms ligt iemand te stikken, een andere keer gaat het om een glaasje water.’
Een goede vraag. Ik dacht terug aan een voorval van een week eerder. Er lagen drie mensen op één zaal. Twee belden praktisch tegelijkertijd, de derde leed aan Parkinson en liep nogal wankel. Ik spoedde me naar de kamer en was opgelucht dat ik patiënt drie niet op de grond aantrof.
‘Je maakt als verpleegkundige een inschatting’, antwoordde ik, ‘de ene patiënt is zieker dan de andere. Sommigen bellen praktisch nooit, dan ga je meteen kijken, anderen drukken vier keer per uur op het knopje omdat ze moeten plassen. Voor collega’s is er een spoedbel. Misschien zou er zoiets ook voor patiënten moeten zijn?’
Er rijdt een oude Renault het erf op. De hond loopt er kwispelend op af, blij dat het bazinnetje weer thuis is na een lange dag zorgen. Morgen ga ik met mijn vrouw naar Beaune, op bezoek bij het Hôtel Dieu, een in de middeleeuwen gesticht ziekenhuis dat nog in een prachtige staat verkeerd. Tot in de jaren zeventig werden er patiënten verpleegd in immens grote zalen waar de bedden rijendik naast elkaar stonden. Kloppen op de deur was toen nog overbodige luxe.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account