Nu de longafdeling is gesloten, worden de longpatiënten in Sandra’s ziekenhuis verdeeld, veilig onder de hoede van andere ervaren verpleegkundigen. Maar wat als een terminale COPD’er op de kraamafdeling komt? Hoeveel is die ervaring dan nog waard?
Uit een recent, Amerikaans onderzoek is gebleken dat elk jaar meer verpleegervaring van de verpleegkundige het verblijf van haar patiënt met 1,3 procent verkort. Dat is goed aan alle kanten, dunkt mij, want een korter verblijf is kosteneffectiever én de patiënt is blij eerder thuis te zijn. Om een opnameduur te verkorten, moet je dus ervaring verlengen. Aha. Eigenlijk klinkt het heel logisch. De studie concludeerde dat meer ervaring betekende: meer kwaliteit, minder fouten, dus een kortere ligduur.
Een afdeling vol ervaren verpleegkundigen zou dus slim, snel en goedkoop werken. Prachtige conclusie, maar de (Nederlandse) praktijk blijkt heel anders. Ziekenhuizen kampen met dure, lege bedden. Ongebruikt, maar met personeel. Sluit je hier en daar een bed, dan levert dat weinig op. Sluit je één afdeling, dan scheelt dat al het personeel, alle verpleegattributen, wasgoed, eten…
Dus een longafdeling vol verpleegkundigen met longervaring en -opleiding wordt gesloten. De patiënten worden verdeeld. De ‘pneumonieën en embolieën’ komen op de interne afdeling, de COPD’ers op cardiologie, oncologische longdingen op oncologie. De verpleegkundigen worden op eenzelfde manier verdeeld. Goed bedacht.

Meer Sandra?
Lees Sandra’s vorige blog, over desinfecteren voor het geven van een injectie. Moet het nou wel of niet?
Echter, nu wordt een terminale COPD’er van 45 jaar en evenzoveel kilo’s lichaamsgewicht met spoed opgenomen, ‘s nachts… op de kraam. Waar heel ervaren verpleegkundigen zitten. Maar ze herkennen deze ernst anders dan een longverpleegkundige. Als deze man een stukje brood eet, stellen ze de voorgeschreven sondevoeding nog een dag uit. Gewoon, omdat ze met ervaren kraamogen kijken naar een longpatiënt. Een uitzondering, zal het ziekenhuis zeggen. Maar wat doe je op je afdeling met een patiënt met een drain, als je daar niets van afweet? Natuurlijk lees je je in. Je belt met collega’s elders (als je ze kunt vinden), wint informatie in. Maar de kans dat je ondanks al je inzet iets over het hoofd ziet, is behoorlijk. Een patiënt met een centraal infuus, een PICC-lijn, komt op een afdeling vol verpleegkundige kanjers. Maar ze koppelen wel het infuus af, zoals ze dat doen bij perifere lijnen. Even los en weer vast. Niks extra alcoholdeppers of handschoenen. En waarschijnlijk gaat het gewoon goed. Maar moet je dat ‘wagen’ bij een patiënt met een infuus in zijn hart? Natuurlijk hadden deze plegen zich tot in de puntjes moeten verdiepen in PICC-protocollen. Maar zij dachten, met alle ervaring, wel te weten wat ze deden.
Er zijn geen gespecialiseerde verpleegkundigen meer op de afdeling. Geen vraagbaken, geen kennistanks. Nee, ze zijn er wel, maar ze zijn niet te vinden. Ik werk met mijn longopleiding en reuma-ervaring op oncologie. Moet kunnen, ik leer ervan. Maar ik zie vast ook dingen over het hoofd. Zonde van het geld dat ik mijn ziekenhuis kost. De uitdaging van een verpleegkundige ligt in snel dingen herkennen en zelfs voorkomen wat kán gebeuren. Daar heb je een grote bak vol kennis voor nodig. Dat blijkt dus uit onderzoeken, onderstreept met cijfers.
Het is de uitdaging van ziekenhuisbazen om verpleegkundige superkrachten in te zetten waar ze nodig zijn. Dat is nou Evidence based supermanagement!
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account