Sinds Sandra vijftien jaar geleden haar diploma kreeg is er nogal wat veranderd in de zorg. Ondertussen werkt ze eigenlijk nog steeds op de manier zoals ze het geleerd heeft. Dat moet anders, vindt haar ambitieuze collega.
Een mens is meer dan een tumor. Meer dan wat embolieën. Dat bloedvat dat je aanprikt is van een arm, van een lijf, van een man, van een vrouw, uit een dorp, naast een slager met een verdrietig verhaal. Deze kijk op de mens in zijn geheel, in zijn werk en familie, kerk en hobby’s is in mij geramd, gedurende mijn verpleegkunde-opleiding. ‘Maar ik kom niet meer toe aan mensen om bloedvaten en tumoren’, klaag ik. Dat is mijn grootste frustratie tegenwoordig. Ik kan niet alles waarmaken, dat ik aanhang!
Terwijl ik klaag, stapt er een collega binnen; ons avondhoofd. Ze is van mijn leeftijd, maar voor mijn gevoel altijd net iets wijzer, iets kalmer. De collega beaamt dat de wereld nogal is veranderd sinds onze diplomering. ‘Precies!’ zeg ik. ‘Maar…’, zegt zij, ‘wij blijven maar werken zoals we dat vijftien jaar terug leerden. Vóór het allemaal veranderde’. Inderdaad, peins ik. Volgens mijn collega is er een heel nieuwe kijk op zaken nodig: ‘Mensen zijn zieker in de breedte door leeftijd, co-morbiditeiten, kortere ligduur. We moeten zoveel meer kunnen en doen’. Ik knik hevig met haar mee. ‘Dit moet nou de hbo-verpleegkundige oplossen’, zegt mijn collega.
Ik haal mijn wenkbrauwen omhoog zo ver ik kan. Moet ík dit oplossen? Ik verpleeg en vecht me een ongeluk, maar ik krijg de puntjes niet op de i. ‘Nee’, beaamt mijn collega, ‘Jij moet niet alles zelf willen doen. Jij ziet het werk. Jij ziet de puntjes die nog gezet moeten worden. Maar jij hoeft ze niet allemaal zelf te zetten’.

Verpleegkundigen veranderen zich een hoedje, met alle nieuwe regels voor de thuiszorg en daarbuiten.
Hoe ga je om met verandering? 4 tips>>
Volgens mijn collega moet een verpleegkundige een ster zijn in overzien, in verdieping zoeken, in aansturen, in details en veiligheid, dubbelchecks en coördineren, maar ook in mensen aanspreken op verantwoordelijkheden. ‘De échte kanjers van verpleegkundigen moeten niet meer zelf de decubitus bestrijden. Zij moeten niet meer bedden opmaken en baarden scheren’, meent mijn collega. Volgens haar moeten we snel aan de slag met functiedifferentiatie.
Scorelijstjes móeten worden ingevuld. Daar kunnen we niet omheen. Dubbelchecks móeten worden verricht. Decubitus moet voorkómen worden. Pompstanden moeten kloppen. De dokter moet een proactief aanspreekpunt hebben vól kennis. De mensen hebben een gesprek nodig, een hand op hun arm én een geschoren kaak én wisselligging.
‘Niet één verpleegkundige kan álles tegelijk’, zegt mijn collega, ‘Maar één goede verpleegkundige kan het wel allemaal coördineren’.
Maar hoe gaan we ineens met een kudde (veranderangstige) verpleegkundigen het helemaal anders doen, vraag ik. ‘Gewoon doen!’ zegt zij. ‘Om de tafel. Bedenken wat de patiënt nodig heeft en de verzekeraars en iedereen daar tussen en uitsplitsen wie er wat kan doen. Er kunnen grootheden van verpleeghulpen aandacht geven en ADL-verzorgen tot in de puntjes. Die doen dat vol passie, met liefde, net als jij. Maar jij hebt nu de druk van de ketel en daardoor meer overzicht. Jij kunt het prachtig maken!’
Ik krijg er zin in. Ze heeft een punt. De wereld verandert. De druk loopt op. In mijn eentje kan ik misschien 5 drenkelingen naar de kant halen en redden. Maar het voelt vast veel beter als ik met een team van redders 25 mensen red. Ik heb dan niet altijd meer mensen in mijn armen, maar ik kan wel zorgen dat er meer mensen blijven leven, tevreden zijn, verzorgd worden tot in de puntjes, veilig zijn, zich gezien voelen. Spannend, maar doe mij zo’n baan!
Hoe reageren jullie afdelingen op de veranderende werkomgeving en wat vinden jullie van de visie van mijn collega? Wie gaat er mee om de tafel? Laat een reactie achter
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account