Test je kennis over het zorgleefplan.
1. In het zorgleefplan staan afspraken die de zorgverlener met de cliënt heeft gemaakt.
A. Dat is waar.
B. Dat is niet waar.
2. Welke manier van werken staat centraal bij het zorgleefplan?
A. Methodisch werken.
B. Methodologisch werken.
C. Chronologisch werken.
3. Uit welke stappen bestaat het werken met het zorgleefplan?
A. Gesprek(ken), afspraken maken, uitvoeren en rapporteren, evaluatie.
B. Voorbereiding, gesprek(ken), afspraken maken, uitvoeren en rapporteren, evaluatie.
C. Voorbereiding, gesprek(ken), afspraken maken, uitvoeren en rapporteren.
4. Wie stelt het zorgleefplan op?
A. De eerstverantwoordelijke verzorgende.
B. Een verpleegkundige.
C. Iedereen.
5. Wie signaleert in de dagelijkse zorg?
A. De eerstverantwoordelijke verzorgende.
B. Een verpleegkundige.
C. Iedereen.
6. Het Besluit zorgplanbespreking AWBZ-zorg werd genomen in:
A. 2008
B. 2009
C. 2010
7. Wat kan bijvoorbeeld in het zorgleefplan worden verwerkt?
A. Familieparticipatie.
B. Risicosignalering ondervoeding.
C. Beide.
8. In de zorg voor verstandelijk gehandicapten en de psychiatrie zijn soortgelijke plannen ontwikkeld.
A. Dat is waar.
B. Dat is niet waar.
Antwoorden: 1A, 2A, 3B, 4A, 5C, 6A, 7C, 8A.
Elk goed antwoord levert 1 punt op. Tel al je punten bij elkaar op en bekijk de uitslag.
0-3 goed
Je weet nog niet voldoende.
3-6 goed
De belangrijkste dingen weet je.
6-8 goed
Je hebt het helemaal begrepen!
Deze quiz hoort bij de klinische les van Tijdschrift voor Verzorgenden van april 2014
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account