De zon schijnt, nog twee dagen voor mijn vakantie begint. Ik bel aan bij een cliënt waar ik het infuus dat op de port-a-cath loopt, kom overzetten. Zijn partner doet open. Rode, betraande ogen, er is duidelijk iets aan de hand.
‘Gaat het?’ vraag ik wat naïef. ‘Nee’ antwoordt ze kort. Ik loop mee naar binnen, waar haar zoon bij het bed zit van de cliënt. Ik geef beiden een hand en de zoon vertelt me: ‘Het hoeft niet meer, hij is er klaar mee. Wij willen beginnen met palliatieve sedatie.’
De cliënt kijkt me aan en zegt niets. Zijn sterk vermagerde gezicht spreekt boekdelen: het hoeft voor hem niet meer. De zoon vraagt of ik contact met de huisarts op wil nemen, omdat daar al afspraken mee zijn gemaakt. Ik bel haar op, en krijg het verhaal te horen. De refractaire symptomen zijn bij hem zowel psychisch als lichamelijk. Hij heeft zijn strijd gedurende een aantal jaren gestreden en nu kiest hij voor palliatieve sedatie. De huisarts kan daar – uiteraard – in mee gaan.
Al heel snel blijkt dat zijn partner er een heel andere gedachte op na houdt. ‘Sedatie gaat zo in tegen mijn principes’, vertelt ze me. ‘Ik respecteer wat hij wil, maar ik heb het er zo moeilijk mee!’
De zoon vraagt me: ‘Moet het infuus dan nog worden gehandhaafd?’ Ik kijk naar mijn cliënt, die zacht maar duidelijk zegt: ‘Geen infuus meer.’ Ik zoek de spulletjes bij elkaar, stop de infuuspomp en verwijder de naald uit de port-a-cath. Omdat er nog familie onderweg is, die afscheid komt nemen, spreek ik af dat mijn collega in de avonddienst de sedatie komt starten. Alle materialen zijn al geregeld.
De volgende ochtend kom ik weer terug, en de cliënt is wakker. Zijn partner geeft hem wat te drinken. ‘Hij werd wakker omdat hij moest plassen…’ zegt ze bijna verontschuldigend. Het inbrengen van een verblijfskatheter was wel met meneer besproken, maar dat wilde hij niet. ‘Kan de sedatie niet zo worden uitgevoerd, dat hij af en toe even wakker is?’ vraagt ze hoopvol. Het proces gaat haar te snel, dat is duidelijk. ‘Ik wil nog zo graag voor hem blijven zorgen!’ Ik vraag aan de cliënt wat hij wil: ‘Ik wil blijven slapen.’
In overleg met de huisarts wordt de dormicum opgehoogd. Later in de ochtend kom ik nog even terug. Het lijkt erop dat het sedatieniveau voldoende is. De man slaapt rustig. Ik spreek af dat er later op de dag nog iemand langs komt. Zijn partner pakt me bij het afscheid nemen bij de arm en zegt: ‘Je vindt het toch niet erg dat ik af en toe tegenpruttel?’ Ik vertel haar dat ik daar alle begrip voor heb, vooral omdat ze ondanks haar eigen principes bereid is om het welzijn van haar partner voorop te zetten. ‘Dank je’, zegt ze met betraande ogen.
In de auto, onderweg naar de volgende cliënt, bedenk ik me dat ik toch eigenlijk wel een intensief beroep heb. En dan heb je wel eens vakantie nodig!
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account