De richtlijn palliatieve sedatie van de KNMG wordt onvoldoende nageleefd, zo blijkt uit onderzoek van verpleegkundige Frank Oosterveer.
De reden daarvoor is dat de richtlijn nog onvoldoende bekend is. De resultaten van het onderzoek van Oosterveer werden onlangs bekendgemaakt op een symposium van het VUmc in Amsterdam.
Richtlijn
Prof. dr. Piet Postmus, longarts en hoogleraar longziekten, vroeg verpleegkundige Frank Oosterveer in 2006 te onderzoeken hoe op de afdeling longziekten van VUmc de richtlijn palliatieve sedatie werd nageleefd. Oosterveer verzamelde alle artsenstatussen op de afdeling over de jaren 2005 en 2006; dus zowel voor als na lancering van de richtlijn. Bij zijn onderzoek had hij twee vragen voor ogen: welke middelen zijn bij de sedatie voorgeschreven en hoe is de documentatie geweest.
Palliatieve sedatie
Na lancering van de richtlijn bleken meer middelen van eerste keuze te zijn voorgeschreven. Oosterveer: ‘Bij sedatie moet een slaapmiddel worden voorgeschreven en niet bijvoorbeeld morfine. Althans, niet als middel om het bewustzijn te doen verlagen.’ Op dat punt heeft de richtlijn zin gehad, concludeert Oosterveer.
Zorgcontinuïteit
De artsenstatussen gaven echter geen blijk van betere documentatie na lancering van de richtlijn, terwijl dat voor de zorgcontinuïteit van wezenlijk belang is, benadrukt Oosterveer. ‘Als ‘s morgens een zoon door arts A te woord is gestaan, dan moet de dochter ‘s avonds van arts B hetzelfde verhaal te horen krijgen. En dat geldt ook voor verpleegkundige C en D. In alle gevallen moeten behandelaars en verzorgenden van elkaars medisch handelen en zorgen op de hoogte zijn.’
Oosterveer trekt als belangrijke conclusie uit zijn onderzoek, dat artsen niet voldoende op de hoogte zijn van de richtlijn. Hij heeft geen onderzoek gedaan naar de statussen van verpleegkundigen.
VUmc
Door: redactie Nursing
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account