Verpleegkunde komt deze dagen vaak in het nieuws als probleemberoep. Gelukkig is daar Kim, die ons er weer aan herinnert hoe bijzonder het is om verpleegkundige te zijn.
Ik zit op een stoel naast de 32-jarige moeder, net gediagnosticeerd met leukemie. Tranen biggelen over haar wangen, als ze tegen mij zegt: ‘Ik wil zo graag mijn kinderen zien opgroeien, ik ben zo bang dat dat niet gaat lukken.’
Of de 62-jarige man die toch weer ziek is en zegt ‘Ik wil zo graag mijn eerste kleinkind nog vasthouden. Niet in het ziekenhuis, maar thuis.’
Op dit soort momenten is het lastig om verpleegkundige te zijn, want ik zou zo graag willen zeggen dat het allemaal wel goed komt.
Maar het komt niet altijd goed. Vaak zit ik naast een patiënt, en luister naar de angsten en het verdriet, zonder mensen echt gerust te kunnen stellen.
Dit soort gesprekken zijn zwaar. Dit werk is sowieso soms emotioneel zwaar. Er wordt dan ook regelmatig aan mij gevraagd – ook door patiënten – waarom ik dit werk zo graag doe.
Ik antwoord dan altijd dat ik als verpleegkundige mensen écht ontmoet – voorbij de bullshit, zeg maar. Dat is echt het allermooiste van het vak.
Deze week zag ik een uitspraak van zenboeddhist en schrijver Haemin Sunim, die mijn voldoening in dit werk heel mooi verwoordt: ‘Als je pijn en verdriet laat zien, ben ik dankbaar dat je bij mij komt voor steun. Het is alsof ik je ontmoet in de heiligste kamer van je hart.’
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account