Hugo is op een symposium in de Hermitage in Amsterdam. Nu een statig museum, vroeger een verpleeghuis. En in dat verpleeghuis, daar werkte hij.
De grote zaal op de tweede etage doet in niets denken aan de matig onderhouden instelling die het vroeger was. Een hoog plafond, strakke witte muren en een glimmende gietvloer hebben die herinnering met overtuiging weggepoetst. Tot ik naar buiten kijk. Het uitzicht op de binnentuin komt me verrassend vertrouwd voor. En dan besef ik het: deze strakke, moderne ruimte was zeventien jaar gelden de huiskamer van mijn afdeling.
Plots raak ik overmand door vervlogen herinneringen. Het gedrang bij de oude lift van bewoners die – al dan niet in rolstoel – stiekem de gesloten afdeling wilden verlaten. Meneer Lohman die bij mevrouw Tichelaar in bed kroop. De chique mevrouw Van Zutphen die dacht dat ze in een hotel verbleef (‘Meneer, weet u misschien hoe laat en waar het ontbijt geserveerd wordt?’). En natuurlijk Mappie, die me tijdens de nachtdienst regelmatig gezelschap hield in de zusterpost.
Mappie. Altijd weer dwaalde ze ’s nachts met haar rollator door de gangen, op zoek naar aanknopingspunten in een wankel bestaan. Sommige collega’s stoorden zich aan dat gedrag en brachten haar snel weer naar bed. Ze zou het werk hinderen. Er moest nog van alles gebeuren. Ik vond dat onzin. Zij was juist het werk. Ik dronk thee met haar. Als ik shoarma bestelde, kreeg zij een pita kaas met tomaat.
Ze viel regelmatig in herhaling, maar tussendoor voerden we mooie gesprekken. Over leven in de oorlog, over haar gezin, over hoe beangstigend het is als je langzaam maar zeker grip verliest over de wereld om je heen. Ze had goede adviezen in de omgang met het vrouwelijke geslacht.
Van angst en dwalen tot grote blijdschap door muziek. Neem een kijkje in de wereld van dementie met deze documentaires en films.
Soms moest ik bij het afdelingshoofd komen. Dat geklets met Mappie in de zusterpost viel niet bij iedereen in goede aarde. Het zou niet goed zijn voor haar ritme. Slapen was echt beter. En een pita kaas in de nacht? Moest dat nou echt?
Dat moest echt. Die pita kaas (met tomaat) was niet alleen lekker, het stond ook symbool voor verbinding. Mappie hoorde er wat mij betreft gewoon bij, en dat liet ik zien door samen met haar te eten. Het was een daad van verzet tegen de strikte scheiding tussen het personeel en de bewoners. Verschrikkelijk vond ik het. Er waren kopjes voor de bewoners, en aparte kopjes voor het team. Wij dronken koffie in de zusterpost, de bewoners in de huiskamer. Met eten was het net zo. Die segregatie kwam me de strot uit. Waarom moest dat anders zijn van de bewoners in alles zo benadrukt worden?
We zijn nu zeventien jaar verder. Zou het nog steeds zo gaan in verpleeghuizen? Een gescheiden wereld tussen bewoners en verpleging onder het mom van beroepsmatige afstand? Of is het besef doorgedrongen dat het voor iedereen leuker wordt als je dingen samendoet en een beetje contact maakt met elkaar?
In zijn vorige blog voelt Hugo zich enigszins opgelucht dat hij niet meer aan het bed staat, maar gevoelens van verlies overheersen.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account