Na ziekenhuisopname krijgt de dementerende meneer Dijkstra een verpleeghuisindicatie, daar is alleen voorlopig geen plek. Een pijnlijke observatie dringt zich aan Hugo op.
Meneer Dijkstra is opgenomen met een flinke urosepsis. Het was kantje boord, maar de ernstige infectie is hij inmiddels te boven. Twee weken intraveneuze antibiotica heeft zijn vruchten afgeworpen. Tijdens de grote visite toont de arts de laatste labwaarden op het scherm. Ik zie tevreden gezichten om me heen. Zelf ben ik vooral in verwarring. Mijn genezen patiënt is er namelijk slecht aan toe.
Voor de ziekenhuisopname liep meneer Dijkstra nog zelfstandig met zijn rollator naar het toilet. Met aan- en uitkleden kwam hij in z’n eentje een heel eind, zijn vrouw hielp een handje. Nu zit de oude man voor zijn eigen veiligheid in een aangepaste kieprolstoel. Staan kan hij nauwelijks, wat de fysiotherapeut ook probeert. Zelfstandig op de bedrand zitten is zelfs een onmogelijke opgave. Eten en drinken doet hij niet uit eigen beweging. Elke keer als ik langs zijn kamer loop geef ik hem een slokje verdikte vloeistof.
‘Maria! Maria!’ Zijn geroep is over de hele gang te horen. We leggen hem regelmatig uit dat zijn echtgenote thuis is, en morgenochtend weer op visite komt. De bezoekjes van Maria worden steeds korter. De eerste dagen kwam ze nog een paar uur, nu blijft ze hooguit een half uurtje. Echt gezellig is het niet tussen de twee. Ze kibbelen. De wederzijdse irritatie hangt als een zware deken in het kleine kamertje.
Aan het begin van de opname heb ik haar een bed aangeboden. Als ze wilde kon ze 24 uur per dag bij haar man blijven. Het zou hem helpen bij zijn herstel, wellicht een delier voorkomen. Ze sloeg mijn aanbod af en ik begreep haar. Meneer Dijkstra heeft inmiddels vijf jaar dementie. Buiten komt hij niet meer. Zijn echtgenote kan hem nauwelijks nog alleen laten. Als ze boodschappen doet en een praatje aanknoopt met een bekende voelt ze de drang om snel weer naar huis te gaan. De ziekenhuisopname is een verdrietige aanleiding, maar eindelijk heeft ze even tijd voor zichzelf. Hoe lang verlangt ze daar al naar?
Meneer Dijkstra krijgt een verpleeghuisindicatie, psychogeriatrie. Wanneer de zaalarts de gemiddelde wachttijd hoort loopt hij vervaarlijk rood aan. Een paar maanden is inderdaad lang, maar verbazing lijkt me wat overdreven. Waarschijnlijk is het gewoon onmacht. Er liggen meer mensen op de afdeling te wachten op een plek in het verpleeghuis en dat bemoeilijkt nieuwe opnamen.
Een pijnlijke observatie dringt zich op. We hebben met veel pijn en moeite voorkomen dat meneer Dijkstra is overleden, en nu zit er niemand op hem te wachten. Zijn vrouw is overbelast. Het verpleeghuis is overbelast. Het ziekenhuis heeft ruimte nodig voor nieuwe patiënten. Ondertussen raast de vergrijzing voort. Er zijn 700.000 mensen ouder dan tachtig in Nederland. Over twintig jaar zijn dat er twee miljoen. Ik overleg met de fysio. In de tijd dat meneer Dijkstra bij ons wacht kan hij wellicht nog een paar stappen maken. Ook besluit ik hem over een half jaar te bezoeken, waar hij ook is. Ik wil echt weten of het ergens goed voor is geweest.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account