6 wijzigingen in richtlijn hygiëne ziekenhuis

1. Mobiele communicatiemiddelen

De motivatie om geen smartphones en andere mobiele communicatiemiddelen als tablets te gebruiken tijdens patiëntgebonden werkzaamheden, is dat deze gecontamineerd kunnen worden met micro-organismen. Daardoor is er kans op overdracht van micro-organismen via de handen. Hetzelfde geldt voor COW’s.

2. Nagels

Al eerder stond in de conceptrichtlijn dat verpleegkundigen geen nagellak of kunstnagels van bijvoorbeeld gel of acryl op hun vingernagels mochten dragen. Deze richtlijn maakt dat definitief. Reden hiervoor is dat medewerkers die kunstnagels dragen vaker en meer (pathogene) micro-organismen op de handen hebben dan medewerkers zonder kunstnagels, zowel voor als na het uitvoeren van handhygiëne.

3. Persoonlijke bezittingen

In de conceptrichtlijn stond dat verpleegkundigen geen persoonlijke bezittingen bij zich mochten dragen. In de vernieuwde richtlijn is dit veranderd in ‘persoonlijke bezittingen die niet noodzakelijk zijn voor het uitoefenen van de werkzaamheden.’

4. Haar

‘Draag lang haar bijeengebonden of opgestoken’, zo stond in de eerdere richtlijn vermeld. In de definitieve richtlijn is ter verduidelijking toegevoegd dat het haar niet in aanraking mag komen met de patiënt of diens omgeving. Dit is zodanig dat het haar niet boven de patiënt kan hangen. Onder lang haar wordt verstaan: haar dat langer is dan schouderlengte. In de oude versie van de richtlijn stond al dat bij mannen de baard of snor kortgeknipt moet zijn. In de definitieve versie is ter verduidelijking toegevoegd dat deze ‘niet in contact mag komen met (de omgeving van) de patiënt’.

5. Sieraden

In de richtlijn was eerder te lezen dat de verpleegkundige geen sieraden of (kleding)accessoires op of over de werkkleding mocht dragen. In de definitieve richtlijn is toegevoegd dat werkgerelateerde accessoires zoals een naambordje wel zijn toegestaan, mits deze niet in contact kan komen met de patiënt of diens omgeving. Een ketting die onder de kleding valt mag dus wel en oorbellen ook, net als een piercing, maar niet aan de handen of onderarmen. Voor oorbellen geldt dat het geen (lange)oorbellen mogen zijn die in aanraking komen met de patiënt of diens omgeving. Bovendien moet er melding gemaakt worden van een ontstoken insteekgat van zichtbare piercings die niet afgeplakt kunnen worden.

6. Schoeisel

In de definitieve richtlijn is als opmerking toegevoegd dat schoenen met een dichte bovenkant van stevig materiaal doorboring met een scherp voorwerp voorkomt. Er is geen relatie gevonden tussen infectiepreventie en schoeisel.