• Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud
  • Spring naar de voettekst
Menu
Zoeken
Inloggen

Nursing.nl | Nieuws, blogs en meer | Nursing voor verpleegkundigenNursing.nl | Nieuws, blogs en meer | Nursing voor verpleegkundigen

Waarmee maken wij jou steeds beter?

  • Praktijk
  • Werk
  • Challenge
  • Congressen
  • Abonneren
  • Nursing
    • Home
    • Praktijk
    • Werk
    • Challenge
    • Congressen
  • Service
    • Veelgestelde vragen
    • Contact
    • Abonneren
    • Adverteren
    • Inloggen
    • Wat is de Nursing Challenge?
    • Mijn profiel
  • Meer Nursing
    • Nieuwsbrieven
    • Shop
    • Nursing.be
  • Vacaturebank
    • Vacatures
    • Vacature plaatsen

Praktijk Medicatie

Medicijnquiz december 2010: Interacties tussen medicijnen

Gepubliceerd op: 29 november 2010
Dit bericht is ouder dan 5 jaar

Test vrijblijvend jouw kennis over medicijnen.

Combinaties van geneesmiddelen komen heel vaak voor. Gelijktijdig gebruik van medicijnen kan gewenste effecten hebben (de werking van de middelen versterken, bijwerkingen verzachten), maar ook ongewenste. In het traject dat geneesmiddelen afleggen door het lichaam, kan in verschillende fasen interactie optreden:  

– Absorptiefase (opname in maag-darmkanaal)
– Distributiefase (vervoer en verdeling door het lichaam)
– Metabolisme – Excretiefase 

In de absorptiefase kunnen twee middelen zodanig met elkaar reageren dat er een stof ontstaat die nauwelijks meer opgenomen kan worden.

Vragen

1. Bij welke van de onderstaande geneesmiddelen is dat het geval?
A. tetracycline met ijzer
B. paracetamol met een NSAID
C. acetylcysteïne met orale penicillines
D. diazepam met oxazepam

2. Sommige voedingsmiddelen gaan een verbinding aan met geneesmiddelen (bijvoorbeeld antibiotica), en verhinderen zo de opname van de geneesmiddelen. Welke zijn dat?
A. grapefruitsap
B. melk
C. sinaasappelsap
D. koffie  

Vraag 3. Welke middelen veranderen de zuurgraad van de maag, waardoor andere middelen minder goed worden opgenomen?
A. ranitidine (Zantac®)
B. calciumcarbonaat
C. paracetamol
D. tolbutamide

Het geneesmiddel hecht zich in de weefsels aan zogenaamde receptoren. Dit is te vergelijken met de werking van een sleutel in een slot. Als de sleutel (het middel) in het slot (de receptor) past en kan worden omgedraaid, wordt de stof werkzaam. We hebben het dan over een agonist. Als de sleutel wel past, maar niet kan worden omgedraaid, gaat het om een antagonist. Er kan dan ook geen “goede sleutel” bij.

Vraag 4. Geef aan welke uitspraken juist zijn:
A. vitamine K antagoneert (blokkeert) de werking van acenocoumarol
B. naloxon antagoneert de werking van opioïden
C. bètablokkers antagoneren de werking van adrenaline  

In de metabolismefase zet de lever de geneesmiddelen om in minder werkzame of onwerkzame stoffen, een omzetting die plaatsvindt met behulp van enzymen. Als meerdere geneesmiddelen in de lever daarvoor hetzelfde enzym nodig hebben, kan er een relatief tekort aan dat enzym ontstaan, waardoor het betreffende middel langer werkzaam kan blijven.

Vraag 5. Welke gevolgen kunnen hierdoor optreden?
A. De lever gaat het geneesmiddel sneller omzetten, waardoor het minder werkzaam wordt
B. Er ontstaat overbelasting van de lever, waardoor leverfunctiestoornissen optreden
C. Er ontstaat stapeling, waarna meer (bij)werkingen optreden
D. Andere enzymen zullen de functie van het benodigde enzym overnemen

Win een boek over medicijnen
Op nursing.nl > verpleegkunde > dossier medicatie vind je een bonusvraag over dit onderwerp. Abonnees die ons het juiste antwoord mailen, maken kans op het boek ‘Geneesmiddeleninformatie’ ter waarde van € 49,00.  

Antwoorden
Vraag 1 A.
is juist. Gelijktijdig gebruik van paracetamol en NSAID’s kan bijwerkingen versterken. Ook de combinatie van diazepam en oxazepam kan voor een versterkend effect zorgen (meer sufheid). Acetylcysteïne mag bij intraveneuze toediening niet voor de toediening worden gemengd met antibiotica (voornamelijk betalactam-antibiotica) in verband met mogelijke inactivering van het antibioticum in vitro. (Dit speelt dus vóór inname.)

Vraag 2 B. is juist, melk bevat veel kalk en dit zorgt voor een binding met een geneesmiddel. Grapefruitsap kan ervoor zorgen dat bepaalde geneesmiddelen, bijvoorbeeld midazolam of ciclosporine, minder snel worden afgebroken.

Vraag 3 A. en B. zijn juist. Ranitidine is een maagzuurremmer, die ervoor zorgt dat de maaginhoud minder zuur wordt. Calciumcarbonaat is een antacidum die het maagzuur neutraliseert, dus ook minder zuur maakt. Paracetamol en tolbutamide hebben geen invloed op de zuurgraad van de maag.

Vraag 4 Alle antwoorden zijn juist.

Vraag 5 Antwoord C is juist.

Tekst: Marion Giesberts, www.e-nursing.nl, platform voor online zorgcursussen

Met dank aan Annemieke Horikx, apotheker bij de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie

Gepubliceerd op: 29 november 2010
Door: Redactie Nursing

Thema:

Medicatie

Tags:

Mantelzorg Medicatie

Lees Interacties

Geef je reactie Reactie annuleren

Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account


Praktijk Medicatie

icon-Medicatie

Medicatie

Lareb: ‘Inhaleren van stukjes capsule uit inhalator kan geen kwaad’

icon-Coronavirus

Coronavirus

4 vragen over coronamedicijn Paxlovid

icon-Medicatie

Medicatie

5 tips voor het veilig gereed maken van medicatie

icon-Medicatie

Medicatie

‘Wees alert op gebitsschade na inhalatiemedicatie’

icon-Longziekten

Longziekten

Hittegolf: aandachtspunten medicatie bij hitte

Bekijk meer

Newsletter

Altijd op de hoogte van het laatste nieuws en vakinhoudelijke artikelen?

Schrijf je dan in voor een van onze nieuwsbrieven.

Aanmelden

Footer

Meer nursing

Abonneren

Gratis proefabonnement

Shop

Contact

Volg ons op

Adverteren

Personeeladvertentie

Adverteren & partnerships

Nursing Vlaanderen

Ga naar Nursing.be

© Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Nature

  • Privacy Statement
  • Disclaimer
  • Voorwaarden
  • Cookie voorkeuren