Door de invoering van de 20-weken-echo voor alle zwangere vrouwen worden er steeds minder baby’s geboren met ernstige aandoeningen.
Vrouwen besluiten tegenwoordig vaker tot afbreking van de zwangerschap over te gaan nadat zeer ernstige aandoeningen bij de foetus zijn vastgesteld. Dat schrijft de Groningse kinderarts en jurist Eduard Verhagen in de Volkskrant. Verhagen is ook lid van de toetsingscommissie late zwangerschapsafbrekingen van de Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG).
Afwijking
Harde cijfers heeft Verhagen nog niet. Hij baseert zich op zijn ervaringen in het Universitair Medisch Centrum Groningen. En op gesprekken met gynaecologen die volgens hem steeds vaker verzoeken krijgen om zwangerschappen af te breken als blijkt dat de foetus een afwijking heeft die ‘niet verenigbaar is met het leven’. Ook onderzoekt hij de dood van 360 pasgeborenen tot drie maanden in de academische centra in 2006.
Echo
De 20-weken-echo –die begin 2006 is ingevoerd- screent op 29 afwijkingen zoals spina bifida, het ontbreken van armen en benen, ernstige hartafwijkingen en hazelip. Voor de invoering van de echo werd het aantal baby’s van wie het leven actief werd beëindigd geschat op 15 tot 20 per jaar.
Hazelip
De beweegredenen voor abortussen tot 24 weken worden nergens geregistreerd. In 2006 werden twee gevallen bekend van vrouwen die hun foetus lieten aborteren vanwege een hazelip.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account