Sandra hoopt met dit verhaal iedere zorgverlener te inspireren tot een kritische gedachte voor zichzelf en wens iedereen een liefdevol en zorgeloos nieuwjaar.
Op mijn afdeling spreek ik een meisje. Ze moet eigenlijk rustig aan doen, zeg ik, want haar chronische ziekte loopt helemaal uit de hand. Maar dat kan niet, werpt ze tegen. ‘Snap ik’, zeg ik, ik ben ook een zelfzorgsukkel. ‘Maar nu werk je jezelf tegen’. ‘Ik ben ook niet gek’, zegt het meisje geïrriteerd, ‘Maar ik moet voor mijn oma zorgen’. En dan ineens ontvouwt zich een verhaal met allerlei zijweggetjes, allemaal doodlopend. Pech hier, ellende daar, veel verdriet. Mensen die haar niet steunen. Familie die oma niet helpt. Moeilijk, moeilijk, moeilijk.
‘Woont je oma nog op zichzelf?’ vraag ik op weg naar een oplossing. Nee hoor, grijnst het meisje met een niet-lachend gezicht. ‘Ze woont kleinschalig. Daar wordt met de bewoners gekookt; er is een klein team van zorgverleners. Het klinkt eigenlijk heel Dickens en fijn. ‘Maar dat is het niet’, zegt het meisje, aan haar mouw plukkend. Ze kijkt naar buiten, terwijl ze mij het trieste verhaal vertelt van een oma die geen eten krijgt als ze niet wakker is met etenstijd. Omdat ze nogal boos wordt, als ze wordt gewekt. Ze snapt dat niet, ze is dement.
Op de kamer ruikt het naar urine, vertelt het meisje verder. Tja, ik ken dat wel. De geur van zorg en verpleeghuis, zeg maar. Vind je het gek, als je nagaat hoeveel ongelukjes daar gebeuren; niet allemaal op te sporen. Ik kan mijn neus blokkeren voor de geur. Maar dit meisje niet. Die vindt het smerig en onvergeeflijk. ‘Mensonterend, als je nagaat dat mijn oma altijd zo schoon was’. Dat begrijp ik dan ook wel weer heel goed.
Als het meisje (twintig, ziek dus, druk met school) dan een gesprek aanvraagt met de woongroep, krijgt ze te horen dat dit hier nou eenmaal zo gaat. Die geur hoort erbij en als haar dat niet zint, moet ze maar een ander plekje zoeken voor oma. Wel verdwijnt, in de dagen na het gesprek, de urinelucht van de kamer. Zo kan het dus óók.
Dan valt oma. Het meisje – contactpersoon – hoort dit pas uren later. Als ze langsgaat, zitten de sporen van opgedroogd bloed nog in haar oma’s haar. Er is geen dokter gebeld. Pas 24 uur later blijkt oma een flinke retentieblaas te hebben. Daar had nog niemand naar gekeken. Het meisje vraagt zich af of het wel goed komt met oma, als ze niet dagelijks langs gaat. Ik vraag me af hoe het met haar zal komen, als ze met deze snelheid zichzelf blijft vergeten. Wat een triest verhaal.
Ik hoor over personeelskrapte, zorgverleners die niet over urineretentie nadenken, een gebrek aan inzicht. Ik hoor over zorgverleners die hun schouders ophalen voor persoonlijke problemen. Het is wassen, eten, plassen, nu of voorlopig niet. Wat triest. Dat had die lieve oma niet verdiend. Die lieve oma die voor haar zieke dochter zorgde tot die stierf en daarna voor haar kleinkind zonder moeder. Oma, die zonder geld alles voor elkaar kreeg. Oma die met haar reuma vele huisjes poetste van anderen zonder reuma. Oma die met deze feestdagen het huis vol had en iedereen wat te eten gaf. Die oma zit nu alleen.
De mensen die kwamen eten, komen niet meer. Waarom zouden ze ook, oma merkt het toch niet. Die mensen hebben hun eigen kerstboom, vuurwerk en eten. Die mensen hebben oma niet meer nodig…
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account