Kinderen die tijdens de zwangerschap blootgesteld worden aan chemotherapie, hebben geen hogere kans op aangeboren afwijkingen. Ook op langere termijn ondervinden de kinderen geen zichtbare hinder.
Dat stelt onderzoekster Kristel Van Calsteren in haar proefschrift over chemotherapie tijdens zwangerschap. Zij promoveerde 22 oktober 2009 aan de KU Leuven.
Placenta beschermt
Een eerste verklaring voor deze geruststellende bevinding is dat de placenta voor de meeste onderzochte producten als filter functioneert en de foetus beschermt tegen de schadelijke effecten van chemotherapie. Een tweede relevant gegeven is dat chemotherapie niet wordt toegediend tijdens de meest kwetsbare periode van een zwangerschap, met name het eerste trimester. Samen met een team van kinderartsen en psychologen werden 64 kinderen onderzocht, dat is volgens KU Leuven een primeur.
Dubbele opdracht
In Europa worden naar schatting 3000 tot 5000 zwangere vrouwen met kanker geconfronteerd. De behandeling is een hele uitdaging, want artsen moeten zowel rekening houden met de genezing van de moeder, als met het welzijn van het ongeboren kind. De bestaande medische expertise en ervaring blijft nog steeds beperkt.
Onderzoek
Voor het eerste deel van dit onderzoek werd een internationale samenwerking opgezet met verschillende ziekenhuiscentra. De onderzoekers konden uit hun registratiestudie concluderen dat bij zwangere vrouwen dezelfde kankers voorkomen als bij niet-zwangere vrouwen van dezelfde leeftijd. Zwangerschap is op zich bijgevolg geen risicofactor. Wel bleek dat de helft van de zwangere vrouwen met kanker vroegtijdig waren bevallen. De bevalling werd vaak ingeleid. Dit resulteerde in een groot aantal opnames van pasgeborenen op de neonatale afdeling. De onderzoekers pleiten er daarom voor dat deze moeders best behandeld worden door een multidisciplinair team, in een ziekenhuis met een afdeling voor ‘hoog risico verloskunde’ en neonatale zorgen.
Onderzoek II
In de tweede fase van het promotieonderzoek werd de ‘farmacokinetiek’ van chemotherapeutica tijdens de zwangerschap onderzocht, en ook het transport in de placenta.
Een zwangerschap wordt gekenmerkt door belangrijke lichaamsveranderingen die de opname en verdeling van medicatie in het lichaam kunnen beïnvloeden. Een zwangere vrouw heeft meer bloedvolume en houdt gemakkelijker vocht op. De zwangerschap beïnvloedt ook de werking van lever en nieren. De impact hiervan op de toegediende chemotherapie werd nooit eerder onderzocht.
Resultaten
Het proefschrift van Kristel Van Calsteren toont aan dat deze fysiologische zwangerschapsveranderingen resulteren in lagere maximumconcentraties van chemotherapie en in een verminderde blootstelling aan de chemotherapie. Uit de resultaten bleek dat de medicatie over een groter volume wordt verdeeld en daarna ook sneller uit het lichaam wordt verwijderd. Verder onderzoek is nodig om na te gaan of de middelen hierdoor minder effect op de tumor zouden hebben, en dus te evalueren of chemotherapie die aan zwangere vrouwen wordt toegediend voldoende efficiënt is. Om de gevolgen voor de genezingskansen en de gezondheid van de moeder te kunnen onderzoeken is bijkomende en intense studie nodig op nationaal en internationaal vlak.
Conclusie
Het uitgevoerde onderzoek toont aan dat de placenta voor de meeste onderzochte chemotherapeutica als filter optreedt en de foetale blootstelling aan chemotherapie vermindert. Deze vaststellingen zijn richtinggevend en geruststellend. Ze zijn echter nog te beperkt om een definitieve uitspraak te doen over de veiligheid op langere termijn.
Onderzoek III
In het derde deel werd het effect van chemotherapie op de neurologische ontwikkeling van het kind onderzocht. De onderzoekers hebben hiervoor een internationale samenwerking opgezet met de universiteiten van Nijmegen en Praag. De kinderen werden in de drie centra op dezelfde manier onderzocht, door kinderneurologen en neuropsychologen. De resultaten zijn gebaseerd op het klinisch onderzoek van 64 kinderen die tijdens de zwangerschap werden blootgesteld aan chemotherapie. De meesten van hen zijn jonger dan 6 jaar, het oudste kind is intussen 15 jaar.
Resultaten
Uit het onderzoek bleek dat de meeste kinderen bij de geboorte een normale conditie hadden. Ook wanneer de kinderen ouder waren, werd een leeftijdsadequate ontwikkeling vastgesteld. Specifieke testen van het geheugen en de aandachtsfuncties gaven bij hen wel een verhoging in impulsiviteit weer. Dit werd eerder al beschreven bij vroegtijdig geboren kinderen en bij kinderen die tijdens de zwangerschap blootgesteld werden aan verhoogde psychologische stress bij de moeder. Deze factoren spelen ook een rol bij vrouwen die chemotherapie toegediend krijgen tijdens de zwangerschap.
Proefschrift ‘Chemotherapie tijdens de zwangerschap: farmacokinetiek en de impact op de foetale neurologische ontwikkeling’, Kristel Van Calsteren, K.U.Leuven, 2009.
KU Leuven
Door: Redactie Nursing
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account