Een collega die gemeen is tegen een patiënt omdat ze zelf gefrustreerd is: een leerling van blogger Sandra maakt het mee. Sandra denkt terug aan een eigen ervaring van toen zij net gediplomeerd was.
Ooit liep ik, fris en jong en net gediplomeerd, door de gangen van mijn afdeling en hoorde een mevrouw huilen. Instinctief liep ik op het geluid af, ook al kwam het niet van mijn kamers. Op kamer 8 trof ik, achter een bedgordijn, een mevrouw op haar zij in bed.
De mevrouw huilde, terwijl mijn collega haar waste. De mevrouw was net terug van de intensive care. Behoorlijk verzwakt van dat avontuur had ze nog niet alle krachten herwonnen over haar lichaam. Dus ook niet over haar sluitspieren. Het bed was vies. Het was nogal een klus. De mevrouw huilde. Uit schaamte, maar ook van de pijn. Het op haar zij liggen, ging haar niet gemakkelijk af. Bovendien was de collega alleen. Met één hand duwde ze hard tegen de heup van deze mevrouw. Met de andere roste ze haar billen en trok ze aan het beddengoed. De mevrouw snikte dat het haar pijn deed.
‘Had u maar niet dat hele bed vies moeten maken’, mopperde mijn collega als antwoord. Mijn superheldengevoel ging op volle kracht. Ik schoot te hulp. Ik nam de ijzeren greep van mijn collega zachtjes over, met een ‘Zal ik even helpen?’ Waar mijn collega hardop bleef mopperen over de omvang van deze smerige klus, fluisterde ik de mevrouw vanaf mijn kant van het bed in het oor dat het he-le-maal niet erg was: ‘U bent nog zwak. Dit kan gebeuren. Overkomt het u weer, dan help ik u gewoon weer. Geeft niks hoor.’
Ik hoopte met mijn geruststellende woorden mijn collega te inspireren tot wat meer empathie en vriendelijkheid. Die hoorde het echter niet en zag alleen maar een klus; een vieze klus. ‘Zo kan dit toch niet?’, dacht ik na afloop. Heel voorzichtig sprak ik mijn ervaren collega hierop aan: ‘Deze mevrouw had veel pijn, hoor.’ De collega mopperde stug door over dat zij pas pijn had. Met haar vermoeide scoliose-rug moest ze in haar eentje die zware mevrouw helpen. ‘Je mag me altijd roepen, hoor’, wierp ik tegen. Maar volgens mijn collega was het werk te zwaar en waren collega’s nooit te vinden. Het ging duidelijk niet over de mevrouw of over zorg. Het ging alleen maar over haar. Zij trok het allemaal niet meer.
Nu, jaren later, vertelt een leerling-verpleegkundige mij eenzelfde horrorverhaal. Met een collega verzorgde ze een terminale zorgvrager. Daarbij duwde en trok de begeleider nogal woest om het slappe, zwakke lichaam in een schone japon te bewegen. De leerling vertelt niet weer met deze collega te willen zorgen voor een cliënt. Andere collega’s – zo vertelde ze – hadden dezelfde conclusie al getrokken. Maar zulke mensen mogen toch gewoon niet meer aan patiënten komen? Aan mensen! Wat doen zulke zorgers überhaupt (nog) in de zorg?
Mijn leerling geeft me gelijk, maar wijst me op haar ondergeschikte rol binnen het team. Als leerling is feedback geven heel lastig, zegt ze. Ik weet het. Ik herken nog dat gevoel. Maar ik ken ook het superheldengevoel. Het gevoel door het vuur te gaan voor mijn patiënten en daarbij alles te kunnen. Ben je in bovengenoemde situaties niet gewoon verplicht om te zeggen wat je denkt? Ben je niet een slechte verpleegkundige als je het níet zegt?
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account