Ze werkten als verpleegkundigen in het verpleeghuis of in de wijk. Eerst met veel beroepstrots en werkplezier. En nu stoppen ze er definitief mee. Waarom? Caren Kunst vroeg het ze.
In een paar weken tijd stopten maar liefst 16 van mijn collega’s. Ze vertelden me waarom ze definitief gaan stoppen. Welke ‘druppel de emmer deed overlopen’ en hoe ze naar de toekomst kijken, die van henzelf en hun beroep. Uit hun verhalen begrijp ik dat hun besluit niet over een nacht ijs is gegaan. Het besluit om daadwerkelijk te stoppen nam vaak jaren in beslag. Huilend, gefrustreerd, boos en gelaten had ik ze aan de lijn. Zomaar, of met een specifieke reden. Over het werk, de ontwikkelingen in de zorg. Met humor of met een vleug cynisme. En alles er tussenin. Maar als ik het samenvat, dan is er wel een rode draad te ontdekken in hun verhalen.
Er is te weinig tijd en (goed opgeleid) personeel om goed voor een patiënt te zorgen en aandacht te hebben voor diens naasten. ‘De zorgtijd én de noodzakelijke basiskennis is er gewoonweg niet meer,’ zegt een oud-collega. Het is hollen en vliegen in de thuiszorg of het verpleeghuis, vertelt ze. Door een volle planning, met té intensieve zorgpatiënten, te lage indicaties en zonder rekening te houden met uitloop en tussenliggende reistijden als je in de thuiszorg werkt. De kennis en vaardigheden die nodig zijn in het werk wordt met de jaren dunner en dunner. De materialen die ingezet tijdens het verlenen van zorg blijft achter bij de gewenste kwaliteit. Kapotte tilliften, oude bedden, kapotte spoelmachines voor de po’s, enz. Reparatietijden die veel te lang duren. Hygiëne op de kamers van de patiënten en op de gangen is matig. Vieze vloeren die plakken, naar urine ruikende gangen, die vaak lijken op oude ziekenhuizen uit de jaren 60. Kraak nog smaak, niks belevingsgericht, noch gastvrij of laagdrempelig voor familie en andere betrokkenen.
Er is geen geld (genoeg) voor scholing en training. Met zeer beperkt budget vanuit de werkgever kan het vakgebied niet goed worden onderhouden en doorontwikkeld. Zelf investeren in een leven lang leren is met een laag salaris moeilijk te realiseren. Het salaris blijft immers te laag; vaste lasten gaan omhoog, studerende kinderen nemen zo hun kosten met zich mee. Overuren worden niet meer uitbetaald, maar mag je terugnemen in tijd. Maar wanneer dan? Uiteindelijk ben je de uren kwijt; te lang gewacht met opnemen. Pensioenopbouw uit die overuren zit er trouwens ook niet in. Je vaste contracturen worden niet uitgebreid en je contract blijft klein: niet meegegroeid met je getoonde patronen van overuren presteren. Kan niet, zegt P&O. Er is geen financiële ruimte voor.
Er is een onveilig leer- en ontwikkelklimaat. Als je de kwaliteit van de zorg wil aankaarten in jouw team of organisatie, dan moet je van héle goede huize komen. Een kritische (reflectie)vraag stellen doe je niet zomaar meer. Het kan je namelijk de kop kosten. De cultuur is tegenwoordig: ‘Je werkt mee zoals we het al jaren doen, of je vertrekt.’ Je wordt ineens als een lastpak gezien door je eigen collega’s en het roddelen over jou begint. Van roddelen komt onrust en voor je het weet zit je bij de teamleider voor een gesprek over ‘jouw houding op het werk’. Terwijl het eigenlijk begon met een goedbedoelde vraag over de kwaliteit van zorg, en de intentie om die te verbeteren. Stress op de werkvloer heeft zo zijn (ingrijpende) neveneffecten.
Stagiaires begeleiden lukt nauwelijks. Ze worden meteen voor de leeuwen gegooid, er is geen tijd meer voor leren en reflectie, vaak starten ze zonder een goed inwerkprogramma. De intern praktijkopleider is inmiddels ook weggeorganiseerd.
De administratieve last is vooral bedoeld om ‘verantwoording af te leggen’. Je hebt geen idee wat ‘men’ met de gevraagde gegevens doet en je hoort er nooit iets van terug. Als je het navraagt geeft bijna niemand een begrijpelijk antwoord. Het blijft gissen en ondertussen neemt de druk toe. Het dossier van de bewoner/cliënt moet op orde zijn, want een dag niet (volledig) gerapporteerd kan grote (financiële en IGJ) gevolgen hebben voor jezelf en de organisatie. Maar de software is niet toegesneden op de noodzakelijke basisvaardigheden en inzichten van alle gebruikers: ‘Je klikt je suf, van veld naar veld en bent het spoor snel bijster’, vertellen collega’s. ‘Waar schrijf je nu wat..?’ En elke keer weer de interne audit die je vertelt dat de dossiers weer niet op orde zijn. En die collega’s die het rapporteren na een dienst verzuimen en gewoon naar huis gaan, zonder zich te realiseren wat de impact is voor patiënt, team en behandelaar, of de organisatie.
Er is veel ziekteverzuim. Vaak vanwege daadwerkelijke ziekte. Vaak door overbelasting van het lichaam , griep. Of een zwangere stopt eerder omdat het fysiek te zwaar is. Maar er zijn ook ‘ziekmeldingen’ als een collega er ‘gewoon even genoeg van heeft’. Nét voor een dienst wordt er afgebeld met de mededeling ‘Ik ben ziek’. Collega’s twijfelen want het is geen ziekmelding maar een verkapte ‘bij mij is de maat even vol’ melding. De teamleider mag geen vragen stellen over de eventuele medische aanleiding. Er is stil begrip en boosheid tegelijk. De rest van het team vangt de open plek op: vervanging via ‘t flexbureau lukt vrijwel nooit op dezelfde dag. En lenen van een andere afdeling/wijkteam is ook geen optie. Iedereen worstelt met deze ziekmeldingen.
Alle ervaringen opgeteld kan zelfs een kleine aanleiding op de werkvloer de laatste druppel zijn. Het is klaar. Over en uit. Als je op deze wijze en onder deze omstandigheden je professionaliteit moet waarborgen, dan zoeken ze maar een andere gek, zegt de ene na de andere collega. Hoe het met ze gaat na vertrek is divers: de een is een vintagewinkeltje begonnen (dat goed loopt!), vijf zijn uiteindelijk zelfstandig ondernemer in de (ongecontracteerde / PGB) thuiszorg geworden. Of doktersassistente, huismoeder, oppas-oma of zelfs eerder met pensioen (‘Want mijn man werkt nog en gunt het mij’), of doen nu vrijwilligerswerk in de (palliatieve) thuiszorg. Ik heb begrip voor hun besluit. Als zowel de bezieling als de bedoeling van verplegen langzaam uit je horizon verdwijnt, is een doordacht besluit met een pijnlijk zorghart dat ‘vaarwel’ zegt het enige dat hen nog rest.
Caren Kunst is sinds 1981 verpleegkundige en werkt bijna 20 jaar als zelfstandig ondernemer. Ze heeft uiteenlopende opdrachten in de gezondheidszorg, onderwijs en het sociale domein. Zij traint, schoolt en coacht sinds 2005 zelfstandig ondernemers in de zorg over thema’s vakmanschap en ondernemerschap. Volg Caren op twitter: @zorgenzo
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account