De eerste indruk die iemand maakt is vaak bepalend voor wat je van iemand vindt. Dat, gecombineerd met de non-verbale signalen die worden uitgezonden, geven een oordeel dat niet makkelijk weg te nemen is.
In ons werk maken we regelmatig dingen mee waarbij een eerste indruk vaak bepalend is voor de zorgverlening. Een recent voorbeeld: ik word in de bereikbaarheidsdienst om 02.00 uur gebeld door de zorgcentrale. Een meneer heeft problemen met zijn suprapubiskatheter. Het team ongeplande zorg is er al eerder heen geweest, en nu is de vraag of ik kan beoordelen of meneer een nieuwe katheter nodig heeft.
De zorgvrager woont in een villawijk in de buurt van Den Bosch. Ik parkeer mijn auto op de oprijlaan en de deur wordt al opengedaan. In de opening staat een kalende man van ruim 85 jaar, niet veel groter dan 1 meter 60, blauwe pyjama en de zak van de katheter in de hand. Achter hem staat zijn vrouw: zelfde leeftijd, even groot. Mijn eerste indruk: twee mensen die ontredderd zijn en de situatie niet kunnen hanteren. En dat bleek ook uit de rest van het contact. Goed ingeschat dus.
Maar het kan ook anders. Enkele weken terug kom ik voor het starten van een morfinepomp in een rijtjeshuis in Den Bosch. De partner van de cliënt doet open. Ik wist al dat er particuliere thuiszorg was, want er was telefonisch contact geweest. Ik kom de huiskamer in waar het bed staat. De cliënt is subcomateus. Bij het bed zit de zzp-er, op schoot een grote schaal met spruitjes en een krant. Duidelijk bezig met het eten voor die avond. De collega maakte een ontspannen indruk, waardoor ik het idee kreeg dat ze ter zake kundig was en dat er goede hulp werd verleend.
Mevrouw had een kwartier geleden van de huisarts nog morfine toegediend gekregen, werd mij verteld. Omdat ik op dat moment nog twee andere acute hulpvragen had, heb ik afgesproken later op de avond terug te komen om de morfinepomp te starten. Ik wenste hen smakelijk eten. Toen ik later terugkwam, was de particuliere thuishulp even weg.
Mijn vraag aan meneer of de spruitjes hadden gesmaakt, werd beantwoord: ‘Eigenlijk vind ik spruitjes niet lekker maar het stond op het menu voor vanavond, zei de zuster. Ik heb het maar opgegeten want ik wilde haar niet voor het hoofd stoten…’
Aha! De collega was dus niet zozeer terzake kundig, maar eerder ontspannen omdat ze de touwtjes in handen had en de regie bepaalde.
Wat moet je nou met zo’n situatie?!
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account