‘Een goede buur is beter dan een verre vriend’. Dat gezegde kreeg recent weer een extra dimensie.
Ik kom in de avond bij een cliënt in een dorp bij den Bosch voor het aansluiten van een pompje met morfine en dormicum. De huisarts is al begonnen met de palliatieve sedatie door enkele malen een bolus dormicum te geven. Nu komt de pomp erbij. In het kleine huisje zitten vrouwen en mannen door elkaar heen. Het duurt even voordat ik in de gaten heb wie welke rol speelt. Een vrouw van begin veertig is de contactpersoon: de buurvrouw.
De cliënt is niet getrouwd, geen kinderen. Er is alleen een zus op leeftijd, die met haar gezondheid sukkelt. ‘Ik kom hier al jaren als buurvrouw over de vloer, zorg voor de boodschappen, help bij het schoonmaken en ga mee naar het ziekenhuis als dat nodig is. Zijn zus woont in een ander dorp en is slecht ter been.’
De vanzelfsprekendheid waarmee zij als buurvrouw de taak als mantelzorgster heeft opgenomen, raakt mij. Deze onzelfzuchtigheid kom je niet zo vaak meer tegen.
Nadat ik de pomp heb aangesloten en afspraken heb gemaakt over het volgende contact, ga ik snel verder. Het is een drukke avonddienst, en ik rij van hot naar her in ons werkgebied. Tegen 23.00 uur krijg ik een telefoontje: de man is overleden. De huisarts is al geweest en heeft geschouwd. Ik ben een half uur later in de gelegenheid even langs te gaan.
Bij het bed van de man staat een meisje van dertien jaar die wordt getroost door haar moeder. De buurvrouw legt uit: ‘Zij kwam al anderhalf jaar elke dag hier om met hem een kaartspelletje te doen. Voor haar valt nu een stukje van haar wereld weg.’ En even later vult ze zachtjes aan: ‘En voor mij ook….’
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account