Het aandeel niet-gecontracteerde wijkverpleging is in drie jaar bijna vervijfvoudigd, zo schrijft minister De Jonge (VWS) aan de Tweede Kamer. Zelfstandige wijkverpleegkundigen kiezen daar soms bewust voor, omdat ze naar eigen inzicht zorg kunnen leveren.
Het aandeel niet-gecontracteerde wijkverpleging is gestegen van 1,3% in 2015 tot 6,2% in 2017, staat te lezen in het rapport (Niet-) gecontracteerde zorg in de wijkverpleging, dat minister De Jonge van volksgezondheid deze week naar de Tweede Kamer stuurde. Het rapport is geschreven in opdracht van het bestuurlijk akkoord wijkverpleging 2018, dat daarin zijn zorgen uit over de groei van niet-gecontracteerde zorg. Punt van zorg zijn de extra uren zorg die niet-gecontracteerde zorgaanbieders leveren.
Meer kanten
Beroepsvereniging V&VN is een van de partijen van het akkoord. V&VN-woordvoerder Francis Bolle noemt de groei onwenselijk: ‘Het wordt lastiger om afspraken te maken over kwaliteit en doelmatigheidseisen.’ Tegelijkertijd benadrukt ze dat er meer kanten aan het verhaal zitten. Zo moet nog beter uitgezocht worden waarom niet-gecontracteerde zorgaanbieders meer zorg leveren. ‘Het is goed mogelijk dat deze kleinere zorgaanbieders bijvoorbeeld relatief meer zorgintensieve patiënten hebben.’
Zzp
Bij niet-gecontracteerde wijkverpleging gaat het veelal om zzp’ers. Voor het rapport is verpleegkundigen gevraagd waarom zij hiervoor kiezen. Een deel vindt het tarief of budgetplafond van de zorgverzekeraars te laag. Ook meer zelf regie voeren, is een argument. Verpleegkundigen willen de ruimte krijgen om de vraag achter de vraag te stellen. Zo kunnen ze meer tijd nemen voor het inzetten van bijvoorbeeld het netwerk van de cliënt of voorzieningen uit de wmo. Niet-gecontracteerde zorg is overigens niet altijd een bewuste keus; in sommige gevallen lukt het niet om een contract te krijgen van een zorgaanbieder, omdat een zorgaanbieder bijvoorbeeld te klein is.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account