In de gezondheidszorg barst het van de mooie verhalen. We kijken ernaar door de ogen van Hugo Borst of lezen erover in de columns van een arts. Is dat sensatiezucht of ‘stervensporno’, zoals een columnist het onlangs betitelde? Sandra vindt van niet.
Adelheid Roosen en Hugo Borst maken televisie over dementie. Over het ziektebeeld, hun moeders, hard werkende zorgverleners en de schrijnende zorg die zij ervaren. ‘Mooi!’ denk ik. Maar critici roepen dat deze BN’ers over de ruggen van hun moeder geld proberen te verdienen.
Zo gaan er soortgelijke geluiden op over longarts Sander de Hosson. Journalist Daniela Hooghiemstra schreef voor de Volkskrant dat dokter De Hosson ‘stervensporno’ maakt. Hooghiemstra zegt het Wilhelmina ziekenhuis in Assen te mijden, want zij zou niet graag onderwerp zijn van deze dokterscolumns. Zij schrijft verder: ‘De columns roepen de vraag op hoever een dokter moet gaan in zijn belangstelling’.
Kun je ook al te ver gaan in je belangstelling? In een wereld waar alles met hoge snelheid voorbij dendert, mensen elkaar niet meer zien en computers regeren, is er toch niks mooiers dan een mens met het hart op de tong? Of zou het zijn dat deze journaliste, na het hele Barbie-debacle, bang is dat straks ook haar sterfgeheimen op straat liggen bij een schrijvende arts?
Er is ook Loes, een arts-in-opleiding-blogger die voor Arts in Spe schrijft over de vreselijke dingen die ze meemaakt in haar opleiding. Prettig, iemand die open spreekt over de minder fraaie kanten aan leven of werk. Dat levert vaak herkenning op en troost. In dit geval vergeleek Loes gynaecologische details met voedingsproducten (hüttenkäse en vla), die ze daarna nooit weer wilde eten, schreef ze. In mijn ogen was Loes daarin respectloos. Als ik naar een gynaecoloog ga en ik lees daarna over mijn hüttenkäse, dan verdwijnt mijn gevoel van veiligheid. Net als de blog van Loes trouwens. Die is ook weg; verwijderd door de redactie. Mijn prolapsen, huidplooien en striae zijn van mij. Niet van de hele wereld. En dat is natuurlijk he-le-maal zo met mijn sterfproces. Afscheid nemen, leven overdenken, dat doe je in het grootst mogelijke privé.
Als schrijvende zorgverlener raak ik een beetje in de war. Schrijf ik om me er zelf beter van te voelen? Is dokter De Hosson uit op schouderklopjes? Zijn de hartverscheurende woorden van Hugo Borst in zijn boek ‘Ach, moedertje’ puur voor het geld? Natuurlijk zijn er mensen die graag sensatie schrijven, zonder respect. Maar als ik de woorden lees van Hugo en Sander (het voelt alsof ik ze een beetje ken), dan lees ik toch hun liefde? Voor hun vak, de mensheid of hun moeder. Ik weiger te overwegen dat ze dat doen voor persoonlijke aandacht of geld. Sander de Hosson schrijft over sterven. Zodat zorgleken weten wat zorgverleners zien; dat sterven ook een stukje leven is. Iets dat je niet kunt vermijden en daarom juist in een gesprek betrekt. Ik denk dat ik me als patiënt van dokter De Hosson gezien zou voelen. Dat het beter sterft, lacht, vertrouwt in de dienst van deze dokter. Juist omdat ik heb gelezen hoe hij een mens is, net als ik.
Maar ja, is dat ook niet wat schrijvers doen? Dingen prachtig aan elkaar schrijven, alsof het allemaal waar is? En ondertussen ‘toevallig’ geld verdienen. Zoals ik ook geld krijg voor deze woorden …
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account