Anne Elsinghorst komt in de wijk bij haar terminaal zieke cliënte. De persoonlijke gevolgen van het coronaverbod zijn dramatisch.
Het is stil op straat. Deze maandag voelt als een zondag. Ik rijd de oprit op. De kiezels knisperen, de zon schijnt. Links naast de grote voordeur bloeit de magnolia uitbundig zachtroze bloemen. Ik ruik de lente.
Ik druk op de bel. De deur begint te zoemen en door het vernuftig systeem gaat hij vanzelf open. Ik hang mijn jas in de garderobe.
Tot vorige week volgde ik daarna klakkeloos de groene zuurstofslang die me over de hoogpolige traploper vanzelf naar haar leidde.
Dat mag niet meer.
Nu sla ik na binnenkomst linksaf naar de bijkeuken. Ik was uitgebreid mijn handen, droog ze met keukenrol en gebruik een flinke scheut handalcohol. Ik wapper wat om het vervliegen te bespoedigen en trek handschoenen aan. Terug in de hal hoor ik het gezoem van het zuurstofapparaat. Nu mag ik de slang volgen.
Ik tref haar in bed, het hoofdeind omhoog. Ze ademt zwaar en hoest, al maanden. Ze heeft longkanker en haar conditie holt achteruit.
‘Goedemorgen’, zeg ik zacht en ik loop rustig de kamer in. Ze opent haar ogen. Bij het voeteneind van haar bed blijf ik staan. Veel verder bij haar vandaan dan ik eigenlijk zou willen, maar ik blijf staan. Afstand houden.
‘En?’, vraag ik. ‘Hoe was het?’
‘Vermoeiend… en emotioneel,’ zegt ze. ‘Maar… ik ben dankbaar dat ik mijn kinderen en kleinkinderen nog één keer allemaal samen heb kunnen zien.’
Ze zucht. ‘Mijn broers hebben afgezegd. Ze zijn te oud, te broos. Ze durven niet. Ik wil hen ook niet in gevaar brengen.’
In stilte dringen haar woorden tot me door. Ze zal haar dierbare, oude en bovenal kwetsbare naasten nooit meer zien. Ze heeft geen tijd meer.
Anne heeft haar eigen site met blogs onder de naam Blogzuster >>>
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account