Meneer Van Noten ligt in het ziekenhuis met een luchtweginfectie en ondervoeding. Zijn sterk vermagerde lichaam stinkt en zijn huid is aangekoekt met vuil. Er is sprake van verwaarlozing, vervuiling en een enorme verzameldrang. De verpleging mijdt hem liever.
Meneer Van Noten (64, gefingeerde naam) is in het ziekenhuis opgenomen via zijn huisarts. Hij is alleen, een neef die ver weg woont is zijn enige familie. Omdat meneer niet meer kon lopen, kwam hij al dagen zijn huis niet meer uit. Uiteindelijk riep hij de hulp van de huisarts in. Deze schrok zo van het uiterlijk en de toestand van meneer, dat hij hem liet opnemen op de afdeling interne geneeskunde.
Op de afdeling wordt, vanwege de ondervoeding en het overmatige alcoholgebruik – en daarmee het risico op het Wernicke-syndroom1 –gestart met 300 mg thiamine i.m. Van Noten krijgt ook een infuus. Vrijwel meteen vraagt de afdeling de consultatief psychiatrisch verpleegkundige (cpv) in consult. Zij vraagt meneer hoe het zover heeft kunnen komen.
Verloren structuur
Van Noten woont sinds tien jaar op een studentenkamer (3 x 4 m2) in een studentenhuis in de binnenstad. Daarvoor woonde hij in het buitenland waar hij werkte als regisseur van filmpjes. De laatste tien jaar was hij werkzaam bij een kledingmagazijn waar hij opklom van uitpakker tot magazijnchef. Na een reorganisatie kreeg hij een uitkering (WIA) waardoor hij de dagelijkse structuur van werken en slapen verloor.
Met geaffecteerde stem vertelt meneer dat hij dagelijks naar de universiteitsbibliotheek gaat om zich in geschiedenis en historische vondsten te verdiepen. Hij heeft ooit een studie geschiedenis gedaan. Ook ging hij steeds meer drinken (‘Alleen wijn hoor’). Hij schaamt zich voor zijn toestand. Op de vraag van de cpv wat zij zal aantreffen in zijn huis, antwoordt hij: ‘Waarschijnlijk heb je nog nooit zoiets ergs gezien.’
Container aan vuil
Met schriftelijke toestemming van meneer gaat de cpv een kijkje nemen in zijn kamer, samen met professionele schoonmakers. Ze kunnen de kamer nauwelijks in en moeten tegen de deur duwen om honderden flessen wijn weg te drukken. De kamer is verder bezaaid met kranten en etensresten. Op het bureau staan lege pakken jus d’orange waarin meneer geürineerd heeft. Het matras is bruin gekleurd en ligt dubbelgevouwen onder het bureau. De enige stoel is via een klein open pad bereikbaar.
De schoonmakers zeggen dat ze dergelijke situaties vaker aantreffen en dat de kamer ongeveer een container aan vuil bevat. Ze maken een offerte en overleggen met meneer wat absoluut niet weg mag.
Verwaarlozing en drankgebruik
Op de afdeling heeft meneer Van Noten inmiddels een antibioticakuur gekregen. Ook is hij ‘door de wasstraat’ gegaan. Zijn haar is geschoren met een tondeuse (‘Er zat echt niets anders op’). De plekken waar het vuil op zijn huid was aangekoekt, zijn met zoete olie ingevet. Zijn kleren zijn gewassen in de enige wasmachine die het ziekenhuis rijk is.
‘De kamer is bezaaid met flessen, kranten en etensresten’
Toch mijdt de verpleging de man liever. Door zijn verwaarlozing en drankgebruik heersen er veel vooroordelen. Dat meneer zich de zorg erg laat aanleunen, draagt daar niet aan bij. Hij doet geen moeite om zichzelf te wassen en ligt het liefst de hele dag in bed.
Richting de cpv doet meneer Van Noten erg zijn best om zo goed mogelijk over te komen. Hij zegt dat hij zo geschrokken is van zijn toestand, dat hij echt niet meer aan de alcohol zal komen. Meneer merkt dat sommige verpleegkundigen hem liever mijden; dat vindt hij best moeilijk, erkent hij.
Bejegening bij verzamelzucht (hoarding)
Het is belangrijk dat de verpleging langzaam invoegt in de belevingswereld van de patiënt. Daarom geeft de cpv tijdens de patiëntenbespreking uitleg over verzameldrang en verwaarlozing (zie kader ‘Verzamelzucht’). Ook neemt zij de bejegening onder de loep (zie ‘Tips voor verpleegkundigen bij hoarding’).
Per dienst wordt afgesproken wie om kan gaan met meneers afhankelijke gedrag, en wie hem kan stimuleren om activiteiten vaker zelf te ondernemen. Het is aan de verpleging om hem te activeren, hem in kleine stapjes te stimuleren zichzelf te wassen, aan te kleden en af en toe een rondje te lopen.
Daarna verbetert de situatie. Heel langzaam gaat meneer weer beter lopen. Door zijn gewassen kleren en geknipte haar ziet Van Noten er weer keurig uit. Hij krijgt langzaamaan weer ‘status’ in de ogen van het team, waardoor hij zichzelf ook weer beter voelt. Voor de huidaandoening die op psoriasis lijkt, krijgt meneer een zalfje. De verslavingszorg, ingeschakeld door de cpv, komt binnenkort kennis met hem maken.
Nazorg
De cpv regelt nazorg voor meneer Van Noten in de vorm van een herstelzorgplek in een verzorgingshuis. Zo is er voldoende tijd om zijn kamer aan kant te krijgen. Drie weken na ontslag uit het ziekenhuis (tien dagen verblijf) belt de cpv de verslavingszorg om te horen hoe het gaat. Meneer gaat naar de tweedaagse groep, maar de thuiszorg had hem wel al een aantal keer moeten aanspreken: over zijn kleren die hij op de grond gooit en het toch weer drinken van alcohol.
Wat is verzamelzucht of hoarding
Frost2 definieert verzamelzucht, ofwel hoarding, als ‘het verzamelen van of het moeite hebben met het weggooien van een groot aantal bezittingen die nutteloos lijken of van beperkte waarde zijn’. Het begrip hoarding omvat een continuüm van normaal verzamelen tot ziekelijke verzamelzucht die tot zelfverwaarlozing kan leiden3.
Volgens Greenberg4 is het onderscheid tussen normaal verzamelen (collecting) en ziekelijke verzamelzucht (hoarding) dat het eerste normaal gesproken niet interfereert met het dagelijks functioneren. Greenberg5 ontdekte een aantal opvallende overeenkomsten bij patiënten met ziekelijke verzamelzucht:
- zij vonden hun verzameling een zinvolle, zij het misschien enigszins uit de hand gelopen bezigheid;
- zij probeerden geen weerstand te bieden aan het verzamelen, ze vonden ook niet dat behandeling nodig was;
- oplossing voor hun probleem zou zijn ‘meer bergruimte’;
- verzamelgedrag was vaak op relatief jonge leeftijd (20-30 jaar) begonnen;
- het gedrag had grote gevolgen voor hun functioneren, met name op het gebied van werk en relaties;
- de patiënten vertoonden geen psychotische symptomen.
In de DSM-5 komt hoarding als aparte diagnose voor die kan worden vastgesteld aan de hand van de volgende criteria:
- moeite met weggooien van spullen;
- sterke neiging tot bewaren;
- symptomen resulteren in ernstige rotzooi;
- ernstig lijden en/of disfunctioneren;
- geen andere somatische of mentale aandoening.
De behandeling van hoarding vindt vaak plaats met behulp van gedragstherapie en soms met antipsychotica. Belangrijk is de opsporing en behandeling van de oorzaak, zoals een traumatische ervaring, een affectieve verwaarlozing of de angst voor verlies van controle.
Tips voor verpleegkundigen bij hoarding
– Roep als verpleegkundige de hulp van een maatschappelijk werker of cpv in. Voor de achterliggende oorzaak van de problemen, maar ook om samen met de patiënt te kijken naar mogelijkheden om het huis te laten reinigen en/of op orde te krijgen.
– Activeer de patiënt door hem zo veel mogelijk zelf te laten doen: wassen, eten, aankleden, enzovoort. Of help hem daarbij.
– Neem naar de patiënt een houding aan van oprechte belangstelling en geef hem niet het gevoel dat het ‘tussen zijn oren zit.’ Vraag bijvoorbeeld: ‘Wat verzamelt u zoal? Waar haalt u de spullen vandaan? Wat doet het met u als er iets weggegooid wordt? Zijn er momenten dat u meer verzamelt, zoals bij lastige of moeilijke momenten?’
– Geef de patiënt het gevoel dat je hem serieus neemt, veroordeel niet. Dat komt de vertrouwensband (en dus de zorg) ten goede. Dus: ‘Ik zeg niet dat het ‘tussen uw oren zit’, maar ik wil gewoon iets meer te weten komen over de achterliggende gedachten van uw verzameling.’
Noten
1 Neurologische aandoening door gebrek aan vitamine B1 in de zenuwen.
2 Frost, R.O., Hartel, T.L., Christian, R., e.a. (1995). The value of possessions in compulsive hoarding. Patterns of use and attachment. Behaviour Research & Therapy, 33, 897-902.
3 Damecour, C.L., & Charron, M. (1998). Hoarding. A symptom, not a syndrome. Journal of Clinical Psychiatry, 59, 267-272.
4 Greenberg, D. (1987). Compulsive hoarding. American Journal of Psychotherapy, 16, 409-416.
5 Greenberg, D., Witzum, E., & Levy A. (1990). Hoarding as a psychiatric symptom. Journal of Clinical Psychiatry, 51, 417-421.
6 American Psychiatric Association (APA) (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders. (5th ed) (DSM-5). Washington DC: Author
Hoe ga je om met patiënten met psychiatrische symptomen? In deze serie helpen consultatief psychiatrisch verpleegkundigen je op weg. Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met Marieke van Piere, verpleegkundig specialist GGZ bij GGZ Rivierduinen in Leiden en lid van het consultatieteam psychiatrie in het Alrijne ziekenhuis in Leiderdorp.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account