Antipsychotica worden ingezet bij psychosen en aandoeningen met psychotisch gedrag zoals dementie, maar ook om delier te behandelen. Met de toets bij dit artikel kun je 1 accreditatiepunt halen.
In deze Challenge over antipsychotica leer je:
1 wanneer antipsychotica worden ingezet
2 hoe de dosering wordt op- en afgebouwd
3 welke bijwerkingen voorkomen bij antipsychotica
De toets bij dit artikel is niet meer beschikbaar. Eerder behaalde accreditatiepunten blijven gewoon geldig.
De toetsen zijn ook beschikbaar via de Nursing Challenge app.
illustratie: Bernet Ragetli
toets: Anna-Marie Mollink
Antipsychotica (bijvoorbeeld clozapine, haloperidol en quetiapine) worden toegepast bij aandoeningen met psychotische syndromen en bij delier. Sommige antipsychotica worden ook ingezet bij gedragsstoornissen en autismespectrumstoornissen bij kinderen.1,2
1 Wat zijn de indicaties voor antipsychotica?
Antipsychotica worden ingezet bij psychosen, bijvoorbeeld bij schizofrenie. Antipsychotica hebben vooral een effect op de positieve symptomen van schizofrenie, bijvoorbeeld denkstoornissen, hallucinaties en wanen (zie kader). Behandeling met antipsychotica is in 70-90% van de gevallen effectief wat betreft de positieve symptomen. Een aantal antipsychotica wordt – als monotherapie of in combinatie met andere middelen – ook gebruikt bij bipolaire stoornis.
Haloperidol, risperidon en olanzapine worden ook regelmatig toegepast bij ernstige agitatie of agressie met psychotisch gedrag bij dementie. Bij Lewy body dementie of bij de ziekte van Parkinson worden haloperidol en risperidon afgeraden. Dan is clozapine eerste keuze en quetiapine tweede keuze.
Antipsychotica worden ook ingezet bij de behandeling van een delier. Haloperidol is dan bij ouderen het middel van eerste keuze. Hiermee is de meeste ervaring opgedaan en het is snel effectief. Risperidon wordt veiliger geacht bij langdurig gebruik en heeft daarom de voorkeur als de symptomen langer dan een week duren.
Haloperidol en olanzapine worden ook wel toegepast bij misselijkheid en braken. Verder wordt haloperidol soms gebruikt bij de hik en ileus in de palliatieve fase.1
2 Waarop baseert de arts zijn keuze bij een psychose?
Antipsychotica kunnen worden onderverdeeld in klassieke (of eerste generatie) en atypische (of tweede generatie) antipsychotica, zie kader. De werkzaamheid op de positieve symptomen van een psychose wordt bij alle antipsychotica als gelijkwaardig beschouwd. Alleen clozapine is effectiever, maar kent ook meer bijwerkingen.
De diverse middelen kennen onderling wel grote verschillen in het receptor- en bijwerkingenprofiel. Naast de werkzaamheid spelen bijwerkingen, contra-indicaties, toedieningsvorm en doseerfrequentie een rol bij de keuze voor een bepaald antipsychoticum.1
3 Wat is de juiste dosering van antipsychotica?
De optimale dosering van antipsychotica verschilt sterk per patiënt. De arts zal starten met een matige dosering en indien nodig na enkele weken de dosering geleidelijk verhogen.
Ouderen zijn gevoeliger voor de werking en bijwerkingen van antipsychotica. De arts zal het antipsychoticum in een lagere dosis starten en langzamer verhogen.
Na een eerste episode van schizofrenie zal de patiënt meestal minstens een jaar na herstel door moeten gaan met de behandeling. In zeldzame gevallen kan de arts ervoor kiezen om een depotpreparaat in te zetten: het antipsychoticum met een verlengde werkingsduur wordt dan om de paar weken intramusculair toegediend.
Alle antipsychotica kunnen bewegingsstoornissen veroorzaken
Bij een relatief snel herstelde psychose kan de arts overwegen het antipsychoticum na een half jaar af te bouwen. Afbouwen moet langzaam gebeuren om onttrekkingsverschijnselen te voorkomen. De kans op succesvol stoppen is overigens klein, slechts ongeveer 20% van de patiënten blijft psychosevrij. Als de patiënt meerdere psychotische episodes heeft gehad, zal hij meestal de rest van zijn leven een antipsychoticum moeten gebruiken.1,2,4
4 Waarom moeten antipsychotica langzaam worden afgebouwd?
In de eerste dagen na het stoppen met een antipsychoticum kunnen bewegingsstoornissen optreden (zie onder vraag 8). Ook kan er een rebound psychose optreden, waarbij de klachten heviger zijn dan bij aanvang van de behandeling. Overleg bij psychotische verschijnselen of bewegingsstoornissen met de arts.
Bij staken van antipsychotica met een anticholinerge werking, zoals clozapine en olanzapine, kan een cholinerge rebound optreden met zweten, slapeloosheid, tremor, angst, misselijkheid, braken en diarree. Raadpleeg bij deze verschijnselen direct de arts.1
Meer punten verdienen?
Maak ook de andere Nursing Challenge toetsen, je vindt ze via de Challenge-pagina.
5 Wanneer kunnen antipsychotica beter niet worden gebruikt?
Atypische antipsychotica kunnen hyperglykemie, verergering van diabetes en stijging van triglyceriden en lichaamsgewicht veroorzaken. Daarom zal de arts voorzichtig zijn met voorschrijven aan personen met diabetes of hyperlipidemie. Hij zal regelmatig de lipiden- en glucoseconcentratie in het bloed, lichaamsgewicht en buikomvang controleren.
Bepaalde antipsychotica verlengen in meer of mindere mate het QT-interval doordat ze de hartgeleiding vertragen. Patiënten die bekend zijn met een lang QT-interval kunnen sommige antipsychotica beter niet gebruiken.
Antipsychotica kunnen de prikkeldrempel verlagen (zie Nursing Challenge over epilepsie voor meer informatie over de prikkeldrempel). Bij patiënten met epilepsie heeft onder andere haloperidol de voorkeur, omdat het aanvalsrisico bij dit middel relatief laag is.1
6 Met welke middelen hebben antipsychotica een interactie?
Antipsychotica en centrale dopaminerge middelen, zoals bepaalde medicatie bij de ziekte van Parkinson, kunnen elkaars werking tegengaan. De combinatie wordt daarom ontraden. Clozapine en quetiapine vormen een uitzondering, deze worden juist in een heel lage dosering ingezet bij psychose bij een patiënt met de ziekte van Parkinson en bij Lewy body dementie. Verder verschillen de interacties per antipsychoticum.1
Dag van de Medicatieveiligheid
Tijdens de Dag van de Medicatieveiligheid op 22 maart 2022 kun je een workshop volgen over de werking van psychiatrische medicatie. Daarnaast gaan we die dag in op medicatie bij dementie, palliatieve sedatie, medicatie bij astma/COPD. Professor Andrea Evers verzorgt een lezing over het placebo-effect. Meer informatie: Nursing.nl/congressen/medicatieveiligheid
7 Wat zijn kenmerkende bijwerkingen van antipsychotica?
Bewegingsstoornissen
Alle antipsychotica kunnen bewegingsstoornissen veroorzaken, zie ook www.bewegingsstoornissenindepsychiatrie.nl. Deze kunnen acuut of later optreden.
Tardieve dyskinesie uit zich vaak in onwillekeurige bewegingen van het gezicht, romp of ledematen. Het is een zeer ernstige bijwerking die pas na maanden tot jaren na starten met het antipsychoticum optreedt en heel hardnekkig kan zijn. De arts zal meestal een ander antipsychoticum voorschrijven. Acute dystonieën, vaak van gezicht en nek of van de armen, treden meestal op in de eerste paar dagen van de behandeling of na dosisverhoging. Ze verdwijnen vaak na 1 tot 2 weken. Parkinsonisme en acathisie (innerlijke onrust en karakteristieke bewegingen van de benen) ontwikkelen zich geleidelijk na enkele dagen tot weken. Bij parkinsonisme zal de arts de dosering verlagen. Overleg altijd met de arts wanneer je bij de patiënt bewegingsstoornissen opmerkt.
Gewichtstoename en hyperglykemie
Een veel voorkomende bijwerking is gewichtstoename, vooral in de eerste weken en vooral bij de atypische antipsychotica clozapine, olanzapine en quetiapine. Deze middelen, en in mindere mate ook de andere antipsychotica, kunnen ook hyperglykemie, verergering of ontwikkeling van diabetes en hyperlipidemie veroorzaken. De arts zal bij patiënten met diabetes regelmatig de bloedglucosespiegel controleren. Voor starten met een atypisch antipsychoticum zal de arts bij patiënten met risicofactoren voor diabetes mellitus de nuchtere bloedglucoseconcentratie controleren. Wees bij alle patiënten alert op symptomen van hyperglykemie, zoals veel drinken en veel plassen. Overleg dan met de arts.
Antipsychoticasyndroom
Naar schatting 1% van de patiënten ontwikkelt binnen 2 weken na starten met een antipsychoticum het potentieel levensbedreigende maligne antipsychoticasyndroom. Verschijnselen zijn koorts, spierrigiditeit, tremor, tachycardie, veranderingen van het bewustzijn, schommelingen in de bloeddruk en overmatig zweten. Waarschuw direct een arts als iemand deze klachten ontwikkelt.
Overig
Antipsychotica leiden vaak tot seksuele bijwerkingen, zoals libidoverlies en erectie- en orgasmestoornissen. Ook kan galactorroe (afscheiding uit de tepels) optreden, en borstvorming bij mannen.
Agranulocytose is een beruchte bijwerking van clozapine. Het komt meestal voor in de eerste 4 maanden na starten. De arts zal tijdens gebruik van clozapine regelmatig het bloedbeeld controleren. Waarschuw direct de arts bij griepachtige klachten, zoals koorts en keelpijn.
Vooral clozapine, olanzapine en quetiapine kunnen leiden tot een droge mond, obstipatie, visusstoornissen en mictiestoornissen. Vooral bij ouderen kunnen deze middelen de oorzaak zijn van verwardheid, agitatie en delirium. Overleg met de arts bij deze verschijnselen.1
Positieve en negatieve symptomen van schizofrenie
Positieve symptomen zijn verschijnselen die bij patiënten met schizofrenie wel voorkomen, en bij anderen niet, zoals denkstoornissen, hallucinaties en wanen. Negatieve symptomen refereren naar zaken die ontbreken bij patiënten met schizofrenie. Bijvoorbeeld energie, concentratie, initiatief, sociale contacten.5
Klassieke en atypische antipsychotica
Klassieke antipsychotica | Atypische antipsychotica |
– broomperidol (Impromen®, ook als depotpreparaat) |
– chloorprotixeen (Truxal®)
– flupentixol (Fluanxol®, ook als depotpreparaat)
– fluspirileen (Imap®)
– haloperidol (Haldol®, ook als depotpreparaat)
– penfluridol (Acemap®)
– periciazine (Neuleptil®)
– pimozide (Orap®)
– pipamperon (Dipiperon®)
– sulpiride (Dogmatil®, soms ook ingedeeld als atypisch antipsychoticum)
– zuclopentixol (Cisordinol®, ook als depotpreparaat)- amisulpride (Aktiprol®)
– aripiprazol (Abilify®, ook als depotpreparaat)
– brexpiprazol (Rxulti®)
– cariprazine (Reagila®)
– clozapine (Leponex®)
– lurasidon (Latuda®)
– olanzapine (Zyprexa®, ook als depotpreparaat)
– paliperidon (Invega®, Xeplion®, ook als depotpreparaat)
– quetiapine (Seroquel®)
– risperidon (Risperdal®, ook als depotpreparaat)
– sertindol (Serdolect®)
Literatuur
1 Informatorium Medicamentorum via KNMP Kennisbank, geraadpleegd oktober 2021
2 Farmacotherapeutisch Kompas, geraadpleegd oktober 2021
3 Richtlijn Autismespectrumstoornis bij kinderen/jeugd, Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, via richtlijnendatabase.nl, geraadpleegd oktober 2021
4 Richtlijn Schizofrenie, Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, via richtlijnendatabase.nl, geraadpleegd oktober 2021
Toets je kennis
Zoek je verdieping in je vak, doe dan mee aan de Nursing Challenge: online kennistoetsen over 2 vakinhoudelijke artikelen
-
Iedere maand verschijnen in Nursing magazine en op Nursing.nl 2 artikelen waaraan een kennistoets is verbonden.
-
Het artikel over een verpleegkundig onderwerp is goed voor 2 accreditatiepunten, het medicijnartikel voor 1 punt. Per jaar kun je dus 33 accreditatiepunten halen (Nursing verschijnt 11 keer per jaar)
-
Alle toetsen staan online op www.nursing.nl/challenge
Win leuke prijzen!
-
Per maand wordt onder alle deelnemers een goodiebag verloot. De winnaars worden elke maand online bekendgemaakt.
-
Aan het eind van het jaar winnen de 3 beste deelnemers mooie prijzen
Voorbeeldvraag antipsychotica
Meneer Dumas, 80 jaar, is opgenomen op de afdeling geriatrie na een val. Na zijn opname ontwikkelt hij symptomen van een delier. Welk antipsychoticum zal worden ingezet als die symptomen langer dan een week duren?
A Risperidon
B Clozapine
C Olanzapine
D Haloperidol
De toets bij dit artikel is niet meer beschikbaar. Eerder behaalde accreditatiepunten blijven gewoon geldig.