In een gesprek met een ziekenhuisdirecteur vraag ik om waardering. Waardering voor lichamelijk zwaar en trouw werk.
Waardering voor de zeldzame keren griep en uitval van mijn kant. En voor het knokken voor een middelmatig salaris. Ik wil graag waardering voor mijn werk.
Ze kijkt me aan en vraagt: ‘Moet waardering altijd in salaris?’
Tja, ik zou graag een hoger salaris ontvangen. En ik zou een hoger salaris zeker zien als vorm van waardering. Maar mijn wik-en-wegende verpleegkarakter dwingt mij tot een bescheiden ‘nee’. Want ging ik voor de geldwaardering dan was ik ziekenhuisdirecteur geworden. Geintje. Maar feit is dat ik niet verpleegkundige werd vanwege het geld.
Hoe krijg en voel ik dan uw waardering, vraag ik de directeur. Die lijkt geschokt en zegt: ‘Ik waardeer jullie enórm!’ Een cynische collega roept dat we daar de hypotheek niet van kunnen betalen. De directeur gaat er niet op in en stelt een nieuwe vraag: ‘Waarvoor zijn jullie verpleegkundigen geworden?’
Mensen roepen dingen als ‘uitdaging’ en ‘verschil kunnen maken’. ‘Ligt dan daar niet een kans voor mij?’ vraagt ze met een glimlach. ‘Ik verwacht van jullie keihard werken, dat geef ik toe. Maar in ruil daarvoor bied ik een salaris, opleidingen en de mogelijkheid tot persoonlijke groei.’
Het klinkt fantastisch. We voelen ons serieus genomen en beginnen onmiddellijk te studeren en groeien. En het ís leuk en het dóet me goed. Toch kan ik niet van het gevoel af komen dat ik erin ben geluisd. Als we tegenwoordig werken voor persoonlijke ontplooiing, waarom krijgt dan een directeur, met een enórme kans op leerprocessen en groei, zo’n gigantisch hoog salaris?
Dan had je de zorg niet in moeten gaan, zegt iemand tegen me, als ik bovenstaande op een verjaardag uit de doeken doe. Dus als je hart ligt bij hard werken, levens redden en engelengeduld, krijg je ‘nou eenmaal’ niet veel betaald?!
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account