1. Bij hoeveel procent van de bewoners in verpleeg- en verzorgingshuizen wordt een vorm van vrijheidsbeperking toegepast?
A 27 procent.
B 47 procent.
C 67 procent.
2. Het vastbinden van cliënten vermindert het valrisico.
A Dat is waar.
B Dat is niet waar.
3. Middelen of maatregelen kunnen (tijdelijk) worden ingezet zonder akkoord van de cliënt of vertegenwoordiger.
A Dat is waar.
B Dat is niet waar.
4. Wat is de juiste volgorde van stappen bij het inzetten van een middel of maatregel?
A Constateren – toestemming – voorbereiden – toepassen – evaluatie.
B Constateren – voorbereiden – toestemming – evaluatie – toepassen.
C Constateren – voorbereiden – toestemming – toepassen – evaluatie.
5. Wat gebeurt er met een ingezet middel na verzet?
A Iedere eerder gegeven toestemming vervalt.
B Iedere eerder gegeven toestemming vervalt na instemming van een derde.
C Iedere eerder gegeven toestemming wordt voortgezet en vervalt niet na instemming van een derde.
6. Maatregelen en middelen kunnen niet alleen vrijheidsbeperkend, maar ook vrijheidsverruimend werken.
A Dat is waar.
B Dat is niet waar.
7. Bij verzet is:
A. De wens van de cliënt leidend.
B. De wens van de familie leidend.
8. Waar draait het nieuwe wetsvoorstel Zorg en Dwang om?
A Dat maatregelen met betrekking tot vrijheidsbeperking toenemen en worden uitgebreid.
B Dat maatregelen met betrekking tot vrijheidsbeperking worden afgeschaft.
C Dat maatregelen met betrekking tot vrijheidsbeperking afnemen en worden ingeperkt.
Elk goed antwoord levert één punt op. Tel al je punten bij elkaar op en bekijk de uitslag!
Antwoorden: 1A 2B 3B 4C 5A 6A 7A 8C
Uitslag:
0-3 goed
Je weet nog niet voldoende.
3-6 goed
De belangrijkste dingen weet je.
6-8 goed
Je hebt het helemaal begrepen!
Hartelijk dank voor jullie opmerkzaamheid! De goede antwoorden zijn: ABBCAAAC. Excuses voor het ongemak.
Hier precies zo!!
Kloppen deze antwoorden wel, want 7C bestaat helemaal niet en ik heb ook wel erg veel fout.. (of het moet aan mij liggen, dat kan natuurlijk ook)