Na 15 jaar schrijven voor Nursing zwaait ze af: Sandra Kleefstra. Met haar vele columns en blogs beroerde ze vele verpleegkundigen en vertegenwoordigde ze de kritische noot in Nursing-magazine en op Nursing.nl.
Ze noemt zichzelf een idealist, een positivo en altijd verpleegkundige vanbinnen. Vijftien jaar lang schreef ze blogs en columns voor Nursing. Waar anderen ervoor terugdeinsden, durfde zij scherp en kritisch te zijn. Enige tijd geleden maakte ze de overstap van het bed naar het klaslokaal, waar ze studenten de kneepjes van het verpleegvak bijbrengt. Hiermee kwam ook een einde aan haar columns en blogs voor Nursing. Maar we laten haar niet gaan zonder een persoonlijk interview in haar favoriete vaktijdschrift.
1. Wat typeert jou als verpleegkundige?
‘Als verpleegkundige probeer ik iets positiefs te brengen en kracht en rust uit te stralen. Zowel voor collega’s als patiënten. Maar ik ben ook vergeetachtig en chaotisch. Ik schrijf alle belangrijke dingen op mijn hand. Ik ben op mijn best als ik word uitgedaagd en hard moet werken. Alles boeit me aan dit vak. Dat is mijn kracht en mijn vloek. Ik ben wel echt een interne-verpleegkundige. Ik ga voor organen, interne mens, welbevinden, gesprekken op de rand van het bed, chronisch ziek-zijn, het sterfbed. Juist dat intense vind ik fantastisch.’
2. Hoe ziet je verpleegkundige carrière eruit?
‘Ik ben begonnen op de longafdeling waar ik ook stageliep. Daarna ging ik aan de slag op de reuma-afdeling waar ik tientallen ziektebeelden voorbij zag komen. Heel gaaf complex, die puzzels en raadsels rondom de diagnosestelling. Ook werkte ik af en toe op het daghospitaal waar mensen infusen kregen, lumbaalpuncties en cardioversies ondergingen. Door het lot belandde ik uiteindelijk op oncologie. Oncologie is echt een prachtig vakgebied. Heel intens. Maar al dat afscheid nemen… Op de longafdeling vochten ook mensen met en tegen de dood. Maar op oncologie waren die mensen geregeld jonger. Jonger dan ik. Daar kon ik niet zo goed tegen. Toch ben ik niet meer bang voor de dood. Juist het tegenovergestelde, want ik zag eigenlijk alleen maar rust in kamers waar gestorven werd.’
3. Welke thema’s heb jij in je columns het meeste aangekaart?
‘Waarschijnlijk de werkdruk. Omdat die zo vaak maakt dat we de magie die we beheersen niet volledig kunnen toepassen. Omdat ik lichamelijk voelde: dit kan zo niet. Of geestelijk steeds vaker. Zo jammer als je ziet dat goede mensen uit de zorg verdwijnen, omdat ze niet kunnen geven wat patiënten nodig hebben. Maar dat was mijn persoonlijke strijd. Wellicht voelt niet iedereen het zo. Ik heb altijd graag geschreven over wat mijn patiënten aan wijsheden bij zich droegen. Dat de wereld over meer gaat dan mobiele telefoons en snelle auto’s. Dat je daar zelfs niks aan hebt zodra je ziek wordt en uit de kleren moet in het ziekenhuis. Verder houd ik ervan om collega’s eraan te blijven herinneren hoe de mens is achter dat naakte lijf. Hoe het is om je te schamen, om te bloeden, om je afhankelijk te voelen. Hoe belangrijk onze rol is voor zo’n bang lichaam.’
4. Welke column staat je nog het meest bij?
‘Ik schreef eens hoezeer ik moeite had met nachtdiensten en noemde mijzelf een monster. Vertelde dat ik ertegen vocht, maar dat ik eigenlijk wilde zeggen: ‘ga toch slapen!’ De reacties verbaasden mij. Ik had gerekend op (h)erkenning, maar ik kreeg meerdere reacties van mensen die vonden dat zo’n monster niet in de zorg thuis hoorde… Oeps. Ook schreef ik eens over functiedifferentiatie: ‘Voorheen had ik zes patiënten onder mijn vleugels. Nu moet ik voor hetzelfde geld twaalf patiënten overzien. Wie heeft tips om dit goed neer te zetten?’ Ik kreeg veel reacties van mensen die het systeem waarin ik werkte ‘belachelijk’ noemden. Daar hoopte ik natuurlijk al op, maar ik had er niet om gevraagd. Mijn leidinggevende was niet altijd even blij met mijn opruiende teksten.’
5. Waar blijf jij je over verbazen?
‘Dat er nog steeds ‘blaffende’ collega’s zijn: verpleegkundigen, artsen, laboranten… Die boos de telefoon ophangen, terwijl ik alleen maar iets goeds probeer te bereiken voor mijn patiënt. Dat soms 3 mensen met hetzelfde bezig zijn. Dat we nog altijd de fax gebruikten voor sommige dingen. Dat we de overdracht op papier meegaven. Dat iedere zorginstelling een ander systeem heeft, waardoor we niet gemakkelijk elkaars details kunnen knippen en plakken. Al dat overtypen geeft meer kans op fouten. Dat artsen zo onleesbaar kunnen schrijven. Dat verpleegkundigen die zorgen voor mensen, soms zo lomp kunnen zijn… Moet ik doorgaan?’
6. Welke tips heb je voor jouw (jonge) collega – verpleegkundigen?
‘Vier wat lukt. Laat los wat niet lukt. Pak je momenten met de patiënten, ook als daar eigenlijk geen tijd voor is. Blijf kritisch. Op jezelf, maar ook naar elkaar. Maak feedback geven tot een dagelijkse gewoonte, net als bloeddruk meten. Leer van elkaar. Vrees nooit wat je niet weet, maar ga het gewoon uitzoeken. En deel je kennis, want je bent nooit de enige die iets niet (meer) weet. En voor de jonge verpleegkundigen: zet je schrap, houd er rekening mee dat vies erbij hoort en dat mensen buiten de zorg je werk absoluut niet zo serieus nemen als jijzelf. Zoek niet naar status of euro’s, maar naar een plek om het onmogelijke mogelijk te maken.’
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account