De richtlijn ‘End-of-life care, de verpleegkundige zorg’ is vorig jaar ontwikkeld voor verpleegkundigen die op de IC werken. Deze top 10 is gebaseerd op 76 aanbevelingen uit de richtlijn.
1. Multidisciplinair overleg – Het is sterk aan te bevelen om de besluitvorming ten aanzien van EOLC-beslissingen op een IC multidisciplinair te laten plaatsvinden. Dit betekent dat alle professionals, betrokken bij de zorg aan de IC-patiënt, vertegenwoordigd zijn bij de besluitvorming. Alle professionals hebben vanuit hun expertise inbreng, echter, het blijft een medisch besluit.
2. Mogelijkheden schetsen voor nabestaanden – Het verdient aanbeveling dat IC-verpleegkundigen na het overlijden van de patiënt naasten informeren over de gebruikelijke gang van zaken na het overlijden (afscheid nemen van de patiënt, werkwijze van het mortuarium, contact met de begrafenisondernemer) en de laatste zorg (het afleggen van het lichaam, red.) die aan de patiënt gegeven wordt op de IC-afdeling (eventuele aanwezigheid of hulp van naasten bij de laatste zorg).
3. Nazorg nabestaanden – Het verdient aanbeveling dat IC-verpleegkundigen aandacht hebben voor het feit dat naasten van IC-patiënten veel angst en stress ervaren, waardoor het ontvangen, verwerken, herinneren en onthouden van informatie negatief beïnvloed kan worden. Er wordt geadviseerd om als IC-verpleegkundige informatie regelmatig op een eenduidige manier te herhalen. Ook zouden IC-verpleegkundigen met naasten moeten spreken over hun gevoelens.
4. Procedures stopzetten – Het is sterk aan te bevelen om alle onderzoeken en procedures (registratie van vitale functies, bloedafname, toediening van grote hoeveelheden intraveneuze infuusvloeistoffen, vasopressoren, sonde- of intraveneuze voeding, bloedproducten, wisselligging) te staken en materialen (bloeddrukbanden, infuuspompen) te verwijderen. Het staken van procedures en het verwijderen van materialen gebeurt in overleg met en in opdracht van de behandelend arts.
5. Informeren naar geestelijk verzorger – Het is sterk aan te bevelen om de culturele, religieuze of spirituele wensen en behoeften van de patiënt na te gaan en te rapporteren, en de uitvoering hiervan mogelijk te maken. Voordat de behandeling gestaakt wordt vragen IC-verpleegkundigen aan de patiënt en naasten of zij een geestelijk verzorger, priester, pastoor, imam, rabbijn of een andere religieuze vertegenwoordiger willen spreken. De geestelijk verzorger of vertegenwoordiger moet binnen redelijke tijd aanwezig zijn.
6. Herinneringen creëren voor nabestaanden – Het is te overwegen om naasten te vragen of zij behoefte hebben aan een passende herinnering. Hierbij kan gedacht worden aan handafdrukken van de patiënt maken, een pluk haar afknippen, een foto maken of het polsbandje bewaren.
7. Andere disciplines betrekken – Het is sterk aan te bevelen dat IC-verpleegkundigen andere disciplines bij de zorg betrekken en de mogelijkheid om deze disciplines bij de zorg te betrekken met naasten bespreken. Hierbij kan gedacht worden aan:
• Geestelijk verzorgers, bij existentiële en/ of zingevingvragen bij de patiënt, naasten, en zorgverleners,
• Maatschappelijk werkers, bij psychosociale en praktische problemen van de patiënt en naasten,
• Palliatieve zorgspecialisten/ palliatief zorgteam, wanneer EOLC in gang gezet wordt,
• Pedagogisch medewerker, bij betrokkenheid van kinderen onder de 18 jaar,
• Psychiatrisch verpleegkundig specialist, bij psychische problemen van de patiënt en naasten,
• Familiezorgverpleegkundigen, bij opname op de IC voor het begeleiden van naasten,
• Ethische commissie, bij ethische vraagstukken.
8. Nazorggesprek – Het is sterk aan te bevelen naasten een nazorggesprek aan te bieden, waar artsen en IC-verpleegkundigen, die regelmatig voor de patiënt gezorgd hebben, aan deelnemen. Dit gesprek kan onder leiding van de arts, IC-verpleegkundige of de maatschappelijk werker plaatsvinden. Tijdens dit nazorggesprek is er ruimte voor vragen en onduidelijkheden van naasten, en kan aan naasten aangeboden worden om de IC en patiëntenkamer te bekijken. Het nazorggesprek wordt naasten aangeboden in het laatste gesprek, bij het verlaten van de afdeling of via telefonisch contact of een condoleancekaart.
9. Voor jezelf zorgen – Het is sterk aan te bevelen om ondersteuning en nazorg aan IC-verpleegkundigen te bieden door de zorgcoördinator/ oudste van dienst/ een collega na het overlijden van de patiënt bij hen te laten informeren naar hun ervaring. Wanneer emotionele en/ of praktische ondersteuning gewenst is, kunnen collega’s elkaar ondersteunen door naar elkaar te luisteren, ervaringen met elkaar te delen, te reflecteren op eigen gevoelens en elkaar te ontlasten van andere werkzaamheden. Ook kunnen geestelijk verzorgers, maatschappelijk werkers of een lid van het palliatief zorgteam betrokken worden om psychosociale ondersteuning en spirituele zorg aan IC-verpleegkundigen te bieden.
10. Evalueren – Het verdient aanbeveling dat IC-verpleegkundigen per IC-patiënt de mogelijkheid van thuis of in een andere instelling overlijden beoordelen en dit bespreken met artsen en patiënt en naasten. Dit kunnen zij tijdens een multidisciplinair overleg inbrengen.
Klik hier voor de hele richtlijn
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account