Verpleegkundige autonomie of verpleegkundig leiderschap betekent dat je de regie neemt over jouw deel van het zorgproces en over waar jij tegenaan loopt. Maar hóe doe je dat? Verpleegkundige en trainer Mark de Jong geeft tips.
1.
Wat zijn op jouw afdeling de rituelen: wat doe je tijdens je dienst, terwijl je eigenlijk niet weet waarom? Welke gegevens noteer je (en op hoeveel plaatsen) terwijl je betwijfelt of iemand daar ooit nog naar kijkt? Komen zaken bij elk werkoverleg weer op de agenda: bespreek dan waarom dat zo is. Kun je ze niet veranderen, accepteer dat dan en houd erover op. Kun je ze wél veranderen: waarom is dat dan nog niet gebeurd? Waarschijnlijk omdat iedereen zit te wachten tot ‘het’ verandert. Maar ‘het’ verandert niet vanzelf: iemand zal dit moeten doen (en niet per definitie de leidinggevende).
2.
Vind je dat dingen anders moeten, efficiënter kunnen? Ga dan niet ieder voor zich met bijvoorbeeld de arts in gesprek: dat kost veel energie en tijd en je bereikt vaak niet waar je voor pleit. Inventariseer samen de verbeterpunten en vraag je leidinggevende deze met de leidinggevende van het artsenteam te bespreken. Ga als team goed onderbouwd (evidence based) op je strepen staan: ‘Zo werken we voortaan, take it or leave it’.
3.
Zorg voor een goede anamnese en een dagelijks bijgewerkt verpleegplan. Dan hoef je alleen nog maar te rapporteren wat afwijkt van dat plan en dat scheelt veel werk.

Wat is verpleegkundige autonomie?
Wat betekent verpleegkundige autonomie en waarom moeten verpleegkundigen proactiever werken? Mark de Jong legt het uit.
4.
Probeer prospectief (vooruitkijkend) te rapporteren (wat moet de dienst na mij weten over deze patiënt?) in plaats van (tijdrovend!) te benadrukken wat je vandaag allemaal met deze patiënt hebt gedaan (retrospectief, terugkijkend).
5.
Denk met de arts mee vanuit jouw vakkennis: die heeft de arts niet en die hoeft hij ook niet te hebben. Stop met het bijhouden van een onnauwkeurige vochtbalans en ga dagelijks wegen (zelfde tijdstip, zelfde kleding, zelfde weegstoel). Kan of mag iemand niet uit bed, houd dan een vochtbalans bij en doe dat nauwkeurig, inclusief een schatting van wat iemand door transpiratie aan vocht verliest.
6.
Pas op met ‘hier heeft u een folder en als u vragen heeft, hoor ik het wel’. Sommige patiënten kunnen niet of nauwelijks lezen en zullen dat niet toegeven. Anticipeer hierop: neem informatie samen door en laat de patiënt kort vertellen wat in de folder staat.
7.
Vraag eens aan een nieuwe collega, stagiaire, flexer wat haar vandaag is opgevallen. Zo word je je bewust van je blinde vlekken.
8.
Bespreek tijdens werkoverleg en/of dagevaluatie wat vandaag goed ging op het gebied van autonomie en wat beter kan. Vermijd individuele discussies met de arts, want die win je niet gemakkelijk.
9.
Tot slot: trek samen een lijn, ook naar bezoekers. Laat elkaar niet in de kou staan, want daardoor staat het de volgende vergadering weer op de agenda.
Deze tips zijn afkomstig uit het artikel ‘Verlicht je werk, begin bij jezelf’ van Mark de Jong in Nursing december
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account