Mevrouw Broers wil gewoon naar huis, maar dokter Jansma zegt dat het lichamelijk onmogelijk is. Mevrouw Broers is conditioneel te slecht om zich thuis te redden. Desalniettemin is ze te goed om in het ziekenhuis te blijven.
De dokter oppert een verpleeghuis. Mevrouw Broers wijst naar haar voorhoofd. Wie wil er nu in een verpleeghuis wonen, als hij thuis een leuk woninkje heeft met retriever en open haard? Dokter Jansma zegt het dilemma te begrijpen. Mevrouw Broers zegt dat hij weg moet gaan.
Het transferpunt stelt het zorghotel voor. Weliswaar zonder hond en haard, maar wel met heel lieve mensen en een fraai uitzicht. Een vriendelijke transferexpert komt geduldig met mevrouw Broers spreken over de mogelijkheden van het hotel en de onmogelijkheden van de thuiszorg. Mevrouw Broers begint te gillen. Iedereen moet de kamer uit.
Betrokkenen noemen mevrouw Broers onredelijk. Natuurlijk begrijpen zij dat je een thuis niet zomaar opgeeft. Maar mevrouw Broers moet haar onmogelijkheden kennen. Niemand kan iets doen aan haar beperkingen, dus ze hoeft toch niet zo te schreeuwen.
Mevrouw Broers huilt. Haar benen doen het niet, evenals haar rechter arm. Slikken en plassen lukt ook alleen maar met slangen. Het enige wat ze kan is praten, zegt ze. En dus vertelt ze. Over dat ze voorheen acht keer per dag een thuiszorger ontving. Er kwam iemand voor haar catheter en dan iemand voor het wassen, later sneed iemand haar brood en vervolgens kreeg ze sondevoeding. Het kon toen toch ook? Het enige wat ze wil is dat terug.
Mevrouw Broers kent alle beperkingen binnen het zorgverzekeringsstelsel en de huidige regering. Ze weet waar ze qua zorg en vergoedingen wel en niet recht op heeft. Maar mevrouw Broers wil gewoon haar laatste stukje leven comfortabel liggen waar ze ligt. Het enige wat ze nog kan in dit beperkte leven is kiezen. En dat doet ze. Met trillende lip en opgeheven hoofd, deelt ze mee: ‘Ik ga naar huis, met of zonder thuiszorg.’
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account