Als verpleegkundige weet je dat dingen soms in een tel kunnen veranderen.
Zo ademt iemand, zo is dat anders. Wij zien leven op zijn meest grillig plotseling opbloeien of afknappen. Ook in vrije tijd. Zo sta je in een drukke kassarij, zo zit je op je knieën naast iemand die je nodig heeft. Nee, zorgmomenten zie je niet altijd aankomen…
Zo zit er een stel mannen op een boot. Zonnetje. Biertje. De zon is heet, het water lonkt. De mannen springen. Eén man blijft in de boot. Hij vaart van vriend naar vriend en haalt ze allemaal weer binnen. Ze hangen aan de zijkant van de boot, terwijl hij verder vaart.
Eén tel. De boot draait. Een van de mannen raakt onder water door de beweging. Gelukkig komt hij snel weer boven. Maar hij brult: ‘Mijn voet!’ Dan gaat het snel. De vrienden hijsen hem in de boot. Hij bloedt.

Meer blogs van Sandra
Sandra begrijpt best dat werkgevers liever niet álle verpleegkundigen ORT over vakantieuren gaan terug betalen. ‘Of passen we ons weer eens te snel aan? Zijn we dat geld niet gewoon waard?’ Lees de vorige blog van Sandra>>
Op dezelfde tel zit ik thuis. Vrij. Nou ja, dagdienst gehad, druk geweest, maar nu zit ik lekker zorgeloos op de bank. Telefoon. Dan suist het in mijn oren. In flarden komt informatie binnen. Onder het luisteren grijp ik wat spullen bij elkaar en ren ik naar mijn auto.
De man met de voet in de schroef van de boot, was mijn vriend. O sorry, ís mijn vriend. Hij leeft nog. Dat had anders kunnen zijn. In een tel werd zijn lot bepaald. Zo was hij een gezonde, jonge vent met 10 tenen, 2 benen en een hartslag van 62 slagen per minuut. Ineens is alles anders. Bloedverlies? Infectie? En wat is er over van die voeten? Ik race naar hem toe.
Maar bij de ingang van de spoedeisende hulp staat een stel vóór mij. Zij moeten adresgegevens doorgeven en daarbij alles spellen. Schiet op, denk ik. Ach, die paar tellen, denk ik. Maar ik wil naar binnen. Ein-de-lijk ben ik aan de beurt. Ik roep de naam van mijn vriend. Kamer 6, zegt de baliemeneer vriendelijk. Ik ren naar kamer 6. De tellen bonzen in mijn oren. Deur. Gordijn. Dan hoor ik zijn stem. Wat duurden die tellen lang.
Mijn vriend heeft al zijn tenen nog en kan nog lachen. Zijn gelaatskleur is goed. Ik ga zitten en adem even rustig uit. Wat was ik een paar tellen terug bang. Wat kan er in een paar tellen een heleboel veranderen. Hij had ook zijn voet kunnen verliezen of zijn mobiliteit. Of erger.
De dokter naast mijn vriend krijgt telefoon. Ze rent weg. En dan rennen er nog zeven anderen voorbij. Als ik koffie haal, zie ik meer dan tien witte pakken vechten voor iemands leven. Iemand waar ik weinig beweging in waarneem, in die tel dat ik langsloop.
Die heeft rond de tijd dat dit allemaal gebeurde met mijn vriend zelf ineens alle grip verloren, zijn bewustzijn en wie weet nog meer. Wat kan er veel gebeuren in zo’n tel. Wij lachen het maar wat weg, al die spanning op de gang en rondom ons. ‘Dan valt mijn gapend gat van tien centimeter nog wel mee’, zegt mijn vriend.
Een verpleegkundige stapt door het gordijn. Ondanks het indrukwekkende achter dat andere gordijn neemt ze rustig de tijd om dingen uit te leggen bij ons met ‘alleen maar’ die gapende wond. Maar wij zijn ook heel erg geschrokken. In een tel doorziet zij dat en lacht begrijpend. Wij ontspannen. Wat kan iemand in een tel een boel verschil maken.

Blog Sandra: ‘Verpleegkundigen zijn zelf ziek’
Verpleegkundigen zijn zelf ziek, schrijft Sandra. Dat leerde ik vorige week in een cursus. De diagnose: het hulpverlenerssyndroom: we willen het iedereen naar de zin maken. Lees meer>>
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account