Mensen worden steeds ouder tegenwoordig, zeggen ze. Sandra ziet ze juist steeds jonger worden. Op de oncologieafdeling waar zij werkt, halen sommigen de dertig niet eens.
Ik lees de blog van longarts Sander de Hosson. Tranen in mijn ogen. Om die jonge patiënt in die stoel. Ik zie hem zitten. Om de vriendelijkheden die de wereld ineens nog biedt, omdat het een jonge jongen betreft, die zeer binnenkort sterft. En om het hart van De Hosson, dat doorklinkt in elk woord van zijn blog. Hij is dokter en mens en nog iets… ik zou het bijna ‘een verpleegkundige’ kunnen noemen. Deze dokter ziet de mens achter het ziekzijn. Deze dokter durft toe te geven dat het hem tot tranen toe raakt, dit sterven. Mooi. Eng, gevoelig, breekbaar, maar prachtig. Mensen worden steeds ouder tegenwoordig, zeggen ze. Nou, op mijn (oncologie)afdeling lijkt dat helemaal niet waar. Daar zie ik mensen juist steeds jonger worden. Mensen van mijn leeftijd, even oud als de patiënt van Sander de Hosson, halverwege de dertig. Soms zelfs jonger.

‘Mbo en hbo: er móet toch een verschil zijn?’
In haar vorige blog gaf Sandra haar mening over het nieuwe hbo-profiel en de verhitte reacties daarop op Nursing.nl. Lees meer>>>
Ik weet inmiddels dat slecht nieuws bij het leven hoort en in ieder geval bij mijn werk. Ik kan het dragen en neem het zelden mee naar huis. Maar soms. Soms wil ik wel een hand leggen op de mond van de arts. Nee dokter, deze patiënt is te jong nog. Dit slecht nieuws is te vroeg. U ontneemt hem al zijn kansen. Nee, zegt de dokter, dat doet de ziekte, de kanker, het lot…
Ik wil eigenlijk helemaal niet toegeven dat kinderkanker bestaat en dat jonge mensen ernstig ziek kunnen worden. Ik weet het, ik ben een naïeve sufferd van een verpleegkundige. Een struisvogelzuster. En ondertussen worden er ‘gewoon’ mensen opgenomen op mijn afdeling die geboren zijn na mij. Dertig jaar oud of jonger. Jonge ouders soms. Met jonge kindertjes, die huppelen over mijn afdeling en kiekeboe spelen met mijn collega’s. Giechelen en zwaaien en onze limonade drinken. Gezellig, op de oncologie, naast mama in bed.
Want ik verpleeg vandaag een jonge moeder. Ze is uit mijn bouwjaar. Ze heeft een dochter van mijn dochters leeftijd. En een zoontje van iets jonger. Ukkepukjes met krullen, die nog niet kunnen oversteken zonder hun moeder. Binnenkort zullen ze wel moeten. Want hun moeder gaat dood. Ja, ik kan dit wel niet willen, maar mijn weigeren, redt haar het leven niet. En al mijn goede zorgen, mijn op tijd temperaturen, mijn goed bedoelde adviezen, mijn pillen en infusen, ze helpen vandaag, maar voegen geen uren toe aan haar prognose. Ze gaat dood, mijn patiënte. Haar dochter van acht zegt zonder gelaatsuitdrukking dat ze ook dood wil, als mama niet meer leeft. Haar broertje port ondertussen zijn moeder in haar oog met zijn brandweerauto.
Mijn patiënte heeft geen partner. Wel een ex, maar die sloeg deze schatjes van krullenkopjes. Mijn patiënte krijgt daarom, tussen haar antibioticatabletten en vochtinfuus de notaris op bezoek. Op het nippertje geeft ze haar kindjes aan haar ouders.
Haar ouders. Ze zitten om beurten zwijgend naast het ziekenhuisbed. Ze doen met de kleinkinderen alsof er niks geks aan de hand is. Opa doet met het kleine ventje aan rolstoelwedstrijden. Oma bewondert de nieuwe schoenen van het meisje. Samen doen ze een modeshow voor mama, die stiekem haar ogen wat dicht doet.
Het duurt niet lang meer. Dan zijn de kindjes van haar ouders. Dan is ze niet meer dan hun herinnering. Ze vertrouwt mij toe, dat ze bang is dat ze zelfs dat niet meer zal zijn. Zal haar zoon van drie zijn moeders blonde haren onthouden, als hij groter is? Weet hij haar brede glimlach nog, die ze bijna niet meer voor elkaar krijgt deze dagen?
En plotseling zit ik te huilen. Gewoon nog naast de patiënt. De kindjes zijn er niet. Anders had ik het onder controle gehad. Denk ik. Maar nu niet. Ik huil. Zij huilt. Wij huilen. Wat een rot baan. Ach, ik mag helemaal niet klagen. Want wat een rotleven, nee een rotdood, heeft deze mevrouw naast mij. Rot vooruitzichten. Ik kan het niet accepteren. Ik wil wel de kindjes mee naar huis nemen. Ik wil de dokter smeken: doe hier nou iets tegen! Kindjes kunnen niet zonder zo’n lieve moeder. Een moeder kan niet zonder haar kindjes. Is er nou niemand in dit rotziekenhuis die hier iets tegen kan doen?
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account