Mijn longafdeling ligt helemaal boven in het ziekenhuis. De eerste longfunctietest start dus bij trede één. Hoe vaak ik die afstand ook ‘trap’, ik blijf hijgen als ik boven ben.
Ik moet nóg vaker traplopen en misschien toch ook eens gaan sporten, bedenk ik mij iedere keer als ik op trap nummer 6 loop. Hoe gênant is mijn conditie? Dan zwaai ik de deur van verdieping 3 open zoals ik dat op alle longwerkdagen doe. Echter vandaag staat daar bovenaan een longarts. Hij knoopt een praatje aan met mij. Ik antwoord, terwijl ik stik, omdat ik probeer niet te hijgen. Maar desaturatiekenner als hij is, prikt hij daar onmiddellijk doorheen, waarna hij vraagt of alles goed is. Ik wijs blozend naar de trap achter mij.
Na 60 treden mag je hijgen, zegt de longarts vergoelijkend. Ik bloos nog steeds. Heeft hij ook, zegt hij dan. Het blozen trekt weg. Van zo’n traploopinspanning verg je meer zuurstof van je lichaam dan je longen je kunnen geven, legt de longarts uit. Het ligt niet aan onze condities, maar aan onze bouw. We hebben te kleine longen voor 3 verdiepingen.
Opgelucht haal ik adem. Want ik vreesde longadviezen en auscultaties van deze longarts. En ik word erg onrustig als een collega zich als mijn dokter gaat gedragen. Ik wil niet praten over mijn longen of conditie, dokter, laten we het hebben over mijn patiënten.
Een paar weken geleden dreigde een zelfde verwarring. Ik hoestte. En flink ook. En lang. Na 3 weken, vonden collega’s en leidinggevenden het welletjes. Zij wezen gezusterlijk naar één van de longartsen op mijn afdeling. Ik moest maar even naar mijn longen laten luisteren. En dáár zit mijn allergie. Niet in mijn longen, maar in de collegiale stethoscoop op mijn rug of borst; dat is mij gewoon te dichtbij! ‘Mijn dokters’ zijn mijn collega’s, dus niet mijn doktoren. Zij weten niet hoe ik van binnen klink en dat wil ik graag zo houden.
Andersom overkwam mij echter ook eens; moest ik een dokter verplegen. Dat wil zeggen, ik moest een ECG draaien bij hem. Knappe dokter en ik verdwenen stiekem in een lege eenpersoonskamer. Hij ontdeed zich van zijn witte jas en overhemd. Ik trok wit weg. Ik kan dat niet. Een bloot bovenlijf is een bloot bovenlijf. Tenzij het van een bekende is. Dan blijkt bloot ineens spiernaakt te zijn.
Ik lees op Twitter dat Jochem Myjer werd geopereerd, vanwege een goedaardige ruggemertumor. Zelf bericht hij dat hij de verpleging een slagroomtaart heeft gebracht, met daarop de tekst ‘Alles voelt beter zonder katheter’. Ik moet lachen om de taart en een beetje slikken vanwege de zware operatie die Jochem heeft moeten ondergaan. Terwijl ik die hele Jochem natuurlijk niet persoonlijk ken. Gek hoe dat werkt met BN’ers. Die hebben iets bekends en angstaanjagend innemends ineen. En wat nu als je zo’n angstaanjagend, innemende Jochem Myjer een blaascatheter moet geven? Ik weet niet of ik dat zou durven.
Soms val ik even uit mijn rol van professioneel verpleegkundige. Omdat mijn collega mij betracht te ausculteren of omdat degene die zich ontkleedt een bekende (Nederlander) is. Het lijkt me ingewikkeld om een ernstig gesprek aan te gaan over tumoren met een beroeps grappenmaker die zichzelf omschrijft als een mafketel.
Voor Jochem hoop ik dat hij snel weer kan lachen, buitenspelen, levensgenieten en optreden. Zodat ik het leven weer beter begrijp. Het leven waarin cabaretiers grappen maken, dokters op patiënten passen en ik… ik verpleeg.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account