Wie lang in een medische instelling verblijft wordt er doorgaans niet leuker op. Wat maakt dat mensen zo veranderen?
Onlangs werkte ik een dagje op een revalidatie-afdeling van een verpleeghuis. De mensen die er lagen waren aan hun knie of heup geopereerd. Steile trappen thuis, al dan niet in combinatie met een gecompliceerd herstel, maakte dat een gang naar de eigen woning nog niet tot de mogelijkheden behoorde. Een enkeling had een beroerte doorgemaakt of een flinke infectie. Hoe het ook zij: de dames onder mijn hoede verbleven al enige tijd in de instelling, en dat was te merken ook.
Al bij de eerste patiënt ging het mis. Ik stelde me keurig voor, controleerde de medicijnen en zette ze in een bakje op het nachtkastje. Uiteraard voorzien van een vers glas water. De dame in het bed keek me evenwel verontwaardigd aan. ‘Is er iets?’ vroeg ik vriendelijk. ‘Nou’, zei de dame pinnig, ‘normaal gesproken halen ze de medicijnen voor mij uit de verpakking en wordt dat grote tablet in tweeën gebroken.’
De mevrouw op het tweede bed was niet lekker: hoofdpijn, misselijk, een beetje benauwd. Ik besloot haar dossier er even bij te pakken en de controles te doen. Haar overbuurvrouw seinde me echter ongeduldig tijdens mijn bezigheden. ‘Krijgen wij geen pillen vandaag?’
Na het delen van de medicijnen besloot ik de mevrouw op het vierde bed als eerste te helpen met douchen. Ze moest al om 9.00 naar de fysiotherapie. Het zou een lesje in nederigheid worden. Gebiedende wijs werd ik toegesproken. ‘Dan gaat daar het zeepbakje, en daar de washandjes, en ik krijg altijd 2 handdoeken. Nee jonge man, de tandenborstel wordt op mijn rollator gelegd. Dan kun je straks als ik bel mijn benen afdrogen en mijn slippers klaarzetten.’
Woef.
Ik weet nog goed dat we ooit een mevrouw opnamen op de orthopedie. Vriendelijk, aardig, leuk mens. Ze ontwikkelde een nare infectie en moest wekenlang intraveneuze antibiotica. Ze veranderde langzaam maar zeker in een kleine tiran, wier structuren universeel en onaantastbaar waren.
‘Ik krijg altijd om half twee een glas melk.’
‘Ik krijg nooit tabletten paracetamol, altijd een zetpil.’
Er is best veel geschreven over hospitalisatie. Met name het boek Asylums van Erving Goffmann wordt met regelmaat aangehaald. Toch heb ik nog nooit een geheel sluitende verklaring gehoord voor de veranderingen die mensen ondergaan tijdens een opname. Wat maakt dat mensen na verloop van tijd niet meer in staat zijn iets vriendelijk te vragen? Wie het weet mag het zeggen.
Hugo van der Wedden is medisch socioloog en interim verpleegkundige.
www.hugovanderwedden.nl | Twitter: @hugovdwedden
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account