Op een symposium in Utrecht spreekt Sandra een verpleegkundige. Zij heeft doorgeleerd en is nu tussen arts en verpleegkundige aan het werk. ‘Hartstikke gaaf dat dat kan,’ aldus Sandra. Toch zitten er volgens haar ook nadelen aan.
Zij doet scopieën van darmen. Zelfstandig. Onder bepaalde voorwaarden mag zij deze uitvoeren, zonder arts. Hartstikke gaaf dat dat kan. Nog meer weten, willen, kunnen, groeien, is toch een van die prachtige dingen van ons beroep. Bij nood is er altijd een achterwacht geregeld. Die moet dan wel even stoppen met zijn eigen scopieprogramma. Maar die is er voor als zij twijfelt, of als dingen niet zijn zoals ze leken.
Deze verpleegkundige vertelt me over een recente scopie waarbij ze onmiddellijk bleekheid aan de darmslijmvliezen constateert. Ze checkt het Hb (5.3), vervolgt haar scopie en vindt niks. De patiënt mag eigenlijk weer naar huis. Maar zijn Hb blijft door haar hoofd spoken. Deze meneer moet eigenlijk naar huis, maar is daar alleen. Dus doet deze verpleegkundige wat ze leerde. Ze stapt over haar trots, ondanks dat haar werk hier klaar is en de volgende patiënt alweer wacht. Ze gaat overleggen met de arts. Zij redeneert krachtig klinisch wat ze vindt, ziet, wat de bloedwaarden zijn, enzovoort. De arts moppert echter en wil niet: coloscopie, geen bijzonderheden gevonden, klus geklaard. De patiënt moet echt naar huis, zegt hij.
De verpleegkundige gaat nu dwarsliggen, spreekt de arts tegen, zoals ze door de jaren heen heeft geleerd. Want haar onderbuikgevoel is krachtiger dan de tegenstand van deze arts. Na enig trekken en duwen, geeft de arts zich dan ook gewonnen. Hij doet diezelfde middag bij deze patiënt ook nog een gastroscopie. Er wordt een behoorlijk ulcus gevonden. De arts komt heel tevreden bij de verpleegkundige. Hij geeft haar groot gelijk. Dit was vannacht en thuis helemaal misgelopen: ‘De patiënt mag maar blij zijn met jou’.
Prachtig en rijk dat we tegenwoordig zo met elkaar kunnen sparren. Mooi ook hoe de arts bereid was in deze verpleegkundige een respectabele collega te zien. Hoe hij de moeite nam om haar hardop gelijk te geven. Hoe zij samen een leven redden. Maar het verhaal van deze verpleegkundige blijft dan weer in mijn hoofd rondjes draaien. Ik weet dat mijn opleiding twintig jaar geleden was. Dat ik alle geloofwaardigheid op het spel zet, als ik ga zwaaien met termen van toen, zoals ‘psychosociosomatische eenheid’ of ‘casemanager’.
Maar zijn we daar echt zover vanaf gedobberd, dat we dat los hebben gelaten? Mijn collega moet een coloscopie doen. Haar collega, de arts, doet gastroscopieën. Iemand anders doet een intake vooraf om te besluiten in welk karretje de patiënt terecht komt: die naar hem of naar haar. Eenmaal in zo’n karretje, is het colon voor haar en de maag voor hem. Dat één patiënt zowel een maag als een darm heeft, lijkt niet altijd heel erg relevant meer. Het betreft DBC’s, efficiency. Wat deze verpleegkundige deed, kostte geld en tijd. Dat kan eigenlijk niet. Zorg is al zo duur. Dus ieder doet waarvoor hij wordt ingeschakeld. Goedkoop, maar wellicht levensgevaarlijk. Zien we door de DBC’s de mens nog wel?
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account