Reablement is het nieuwe toverwoord in de wijkverpleging. Het concept motiveert en helpt mensen (weer) zelfredzaam te zijn en zo lang mogelijk eigen regie over hun leven te voeren. Precies waar wijkverpleegkundigen al jaren mee bezig zijn, zou je zeggen. Wat maakt reablement anders?
Het is een vraag die ergotherapeut Elly Branderhorst regelmatig krijgt: wat is er nieuw aan de reablement methode voor ouderen in de wijk? Zij zette in 2021 het programma Langer Actief Thuis (LAT) op binnen de Brabantse ouderenzorgorganisatie Mijzo dat gebaseerd is op reablement. Maar wat is dat precies?
‘Reablement is een bredere aanpak gericht op positieve gezondheid en preventie,’ legt ze uit. ‘In de reguliere thuiszorg is zorg de insteek. Mensen krijgen dan zorg en snel hulp bij wat niet goed gaat en daar houdt het dan mee op. Langer Actief Thuis moet je heel letterlijk nemen. Als mensen in beweging blijven, stabiliseer je achteruitgang. De spierkracht blijft op peil, mensen zijn sociaal actiever en kunnen langer zelfstandig blijven functioneren. Daar werken we aan in interdisciplinaire teams van de wijkverpleging, een ergotherapeut en een fysiotherapeut, zo nodig aangevuld met een andere discipline, zoals een diëtist of een psycholoog. Het is voor iedereen geschikt die achteruitgang ervaart in zijn dagelijks functioneren. Dit hoeven dus niet alleen ouderen te zijn.’
Doelen stellen
Wanneer een cliënt zich voor de thuiszorg aanmeldt, komt hij in een LAT-traject van maximaal twaalf weken om thuis weer zo zelfstandig mogelijk te worden. De wijkverpleegkundige doet samen met de ergotherapeut de intake. Er volgen observaties en eventueel aanvullend onderzoek. Tijdens het wekelijkse mdo worden de doelen en manier van begeleiden in een persoonlijk werkplan vastgelegd. Op basis daarvan voert het wijkzorgteam de dagelijkse begeleiding uit en uiteindelijk vindt er een afrondend gesprek plaats met de wijkverpleegkundige en de ergotherapeut.
‘Gezamenlijk hebben we een bredere blik op wat belangrijk voor iemand is,’ zegt Branderhorst. ‘We kunnen zo sneller inspelen op activiteiten die niet goed gaan en daarvoor oplossingen vinden. Samen met de cliënt stellen we doelen op, bijvoorbeeld om zelf boodschappen te kunnen doen of zichzelf aan te kleden. Stelt iemand zich ten doel naar de bridgeclub te kunnen, dan wordt het zelf douchen vanzelf belangrijk om op tijd klaar te zijn voor de bridgeclub. We merken dat cliënten er blij van worden als ze op deze manier weer regie kunnen krijgen over hun leven.’
Korte lijntjes
‘Het is anders werken’, zegt wijkverpleegkundige Rosa de Wijs die sinds anderhalf jaar in een LAT-team zit. ‘Gewoonlijk doe je alleen een intake, neem je de zorgvragen van het ziekenhuis over, vaak zonder al te kritisch te zijn, en zet je de zorg in. Prima. Maar deze samenwerking vind ik heel prettig. De lijntjes zijn kort, je hebt sneller en vaker overleg met elkaar. Daarbij zijn we nu veel bewuster bezig met wat iemand nog zelf kan en vooral ook wil.
Iemand wil bijvoorbeeld zelf een boterham kunnen smeren of op de koffie gaan bij vrienden. Vindt hij op de koffie gaan belangrijker dan die boterham smeren, dan steken we de meeste energie in hoe hij bij zijn vrienden komt. Is het doel van een cliënt zelf kunnen douchen, dan grijp ik niet snel in om hem te helpen, maar observeer ik hoe het gaat en geef ik verbale adviezen.
In het mdo overleggen we hoe we deze cliënt het beste naar het volledig zelfstandig douchen kunnen begeleiden. Op zorgmomenten kunnen we ook altijd de ergotherapeut vragen die handige tips kan geven. De fysiotherapeut heeft weer andere invalshoeken en tipt hulpmiddelen waar ik zelf niet aan gedacht hebt. Ik verricht minder zorghandelingen. Het observeren en de begeleiding naar het zelf doen kost meer tijd, maar als daar uit komt dat iemand weer zelfredzaam is, dan heeft iedereen daar voordeel van. Deze manier van werken levert echt wat op.’
Elkaar leren kennen
Niet alle wijkverpleegkundigen zijn meteen enthousiast om in een LAT-team te werken. ‘Ze zijn wel eens bang hun coördinerende rol kwijt te raken aan de ergotherapeut,’ zegt Branderhorst. ‘Maar als wijkverpleegkundige hou je je coördinerende rol en in het team is de één niet meer dan de ander. Misschien is het ook een kwestie van elkaars disciplines leren kennen en hoe je elkaar kunt aanvullen. De meeste verpleegkundigen zijn erg enthousiast en steken anderen weer aan door te laten zien waar dit over gaat.’
Casus
Mevrouw Koning wacht elke ochtend op een verzorgende om haar uit bed te helpen en krijgt hulp bij de adl. Het LAT-team wil haar helpen om weer zelfstandig te functioneren zonder de hulp van het wijkteam. Wijkverpleegkundige Monique Verhoeve stelt haar cliënt voor om met LAT aan de gang te gaan. ‘Daar staat mevrouw absoluut niet voor open. De ergotherapeut mag niet komen, ze heeft geen doelen en wil alleen maar hulp bij de adl. Uiteindelijk kan ik haar overhalen. De ergotherapeut mag een keer meekijken omdat die haar tips kan geven zodat ze in ieder geval weer zelf ’s nachts naar de wc kan gaan en niet hoeft te wachten totdat wij haar ’s ochtends uit bed helpen. Nadat de ergotherapeut tips heeft gegeven en wij het een tijdje observeren, blijkt dat mevrouw eigenlijk prima zelf uit bed kan komen, maar dat haar angst haar parten speelt. Als we dat met haar bespreken, wordt ze boos. Ze is bang dat we van haar af willen.’
Motiveren
‘Het is een gunstige bijkomstigheid dat mensen minder zorg nodig hebben, maar we moeten altijd goed uitleggen dat dit niet het doel is,’ zegt Branderhorst. ‘Als mensen zorg nodig hebben, blijven ze die gewoon behouden. Zijn ze daarin gerustgesteld, dan kunnen we verder.’ Belangrijk is vervolgens mensen te motiveren. ‘Dat vind ik soms lastig,’ zegt De Wijs. ‘Ik probeer zo goed mogelijk uit te leggen dat het prettig is om zelf dingen te kunnen blijven doen en de regie te hebben. Als iemand echt niet wil dan nemen we alleen de zorg over die noodzakelijk is en dan blijft het daarbij. Soms is de cliënt zelf gemotiveerd, maar maakt de familie het lastig. Dan vinden ze dat hun moeder van 92 recht heeft op twee keer per dag hulp. We leggen dan uit dat het ook voor hun moeder goed is bepaalde dingen zelf te doen. Nog niet zo heel lang geleden gingen mensen op hun 65ste naar het bejaardenhuis, dus ik snap wel dat ze het lastig vinden.’
‘Mantelzorgers zijn vaak sturend,’ vult Branderhorst aan. ‘We moeten ze ervan overtuigen dat iemand die stilzit en alles uit handen geeft, achteruitgaat. Of dat iemand met cognitieve problemen ook kan helpen in het huishouden. Het heeft te maken met het idee dat we recht hebben op zorg. Daar moeten we echt vanaf. Het is een cultuurverandering, maar laten we eerst kijken naar wat we zelf kunnen en hoe we de buurman kunnen helpen. Hebben mensen echt hulp nodig, dan zijn wij er uiteraard om die te leveren.’
Vervolg casus
‘Dezelfde dag nog bespreek ik deze situatie tijdens de eerste lat-evaluatie. Ik krijg het advies het even los te laten. Waarschijnlijk wil ik te snel gaan. Het lat- traject duurt namelijk niet voor niks 12 weken. De volgende ochtend blijkt tot mijn grote verbazing dat mevrouw zelfstandig uit bed is gekomen. In het zorgplan leggen we vast hoe we haar in kleine stapjes steeds meer zelf laten doen. Wat helpt is dat we haar veel complimenten geven voor alles wat ze zelf doet. Haar zelfvertrouwen groeit. Na een tijdje komen we alleen nog helpen bij het douchen en bellen we op andere dagen hoe het gegaan is. We hebben verder valdetectie laten installeren en even daarna kon mevrouw uit zorg worden gemeld.’
Na een eerste pilot zijn in 2022 150 cliënten van Mijzo gestart met een LAT-traject. Inmiddels doorliepen 99 cliënten het hele programma. 45 Procent functioneert helemaal zelfstandig, 25 procent heeft minder zorg nodig, voor 25 procent blijft de zorg hetzelfde en 5 procent krijgt meer zorg of wordt in het verpleeghuis opgenomen. Gemiddeld scheelt het per cliënt 1,7 uur aan geïndiceerde zorg per week. Hoewel reablement genoemd is in het wozo akkoord, is het nog niet landelijk doorgevoerd. Met name is de financiering nog niet structureel geregeld. Ergo- en fysiotherapie worden voor een beperkt aantal uren vergoed en fysiotherapie alleen nog uit een aanvullende verzekering. ‘Tot nu toe worden wij betaald uit transitiemiddelen,’ zegt Branderhorst. ‘We zijn hard bezig met zorgverzekeraars en het zorgkantoor om tot een structurele oplossing te komen. Om echt te bewijzen dat reablement werkt is onderzoek nodig.’
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account