Je bent wat neerslachtig, dat heb ik ook gezien. Of misschien is de euforie van eindelijk weer thuis zijn voorbij. Je hebt hard gewerkt om uit het verpleeghuis terug naar huis te kunnen. Je kon het niet aanzien; de mensen die daar woonden waren zo ziek en zo afhankelijk. Zo ziek was jij helemaal niet! Tenminste, dat vond je zelf.
Nu ben je alweer een aantal weken thuis en wat neerslachtig. Ik pak warm water, een lekker geurend zeepje en bodylotion en zal je even lekker in de watten leggen. Daar knap je vast van op, je was altijd al een dame en dol op lekkere geurtjes, secuur uitgezochte kleding, haar opgestoken en als laatste de make-up – waar ik mij niet mee mag bemoeien.
Maar niets wat ik doe is goed. Mopperend geef je aanwijzingen om het beter te doen, grist de spullen uit mijn handen en doet het zelf opnieuw. Ik laat je begaan en beweeg mee. Er is woede, zeker, maar die woede is niet gericht op mij of mijn handelen. Ik fungeer slechts als bliksemafleider en dat is oké. Liever tegen mij dan tegen je lief.
Ik help je te gaan zitten op de rand van het bed en ga naast je zitten. ‘Mag ik mijn arm even om je heen slaan? ‘’Moet dat?!’ ‘Er moet helemaal niets,’ geef ik terug. ‘Vind je het vervelend dat ik zo dichtbij je zit?’ Nee, dat niet: ‘Zo zit ik lekker stabiel.’ Goed dan, ik blijf zitten.
Je bent boos, hè? ga ik verder. Boos op alles, omdat het niet eerlijk is. Klopt dat? Een grom. Valt het tegen om thuis te zijn? Dat je lief alles voor je moet doen en je niet langer op een belletje kan drukken om iemand te roepen? Ik ben naar tegen je, hè? vraag je vervolgens aan mij. Je bent niet naar, zeg ik, je hebt last van een donderwolk en die donderwolk, die heb ik ook weleens.
Ik heb niet veel woorden voor die donderwolk, het is ook gewoon ellendig af en toe. Maar ik kan wel even naast je zitten. Maakt die donderwolk niet kleiner maar misschien wat makkelijker weg te blazen.
‘Die arm… doe die toch maar…’ Ik leg mijn arm om je schouders. Er volgen diepe rauwe snikken van pure ellende. Ik trek je tegen mij aan. Stop je toe dat het goed is en dat ik gewoon blijf zitten. ‘Ik ben hier. En het is goed.’
De dagen erna lees ik dat de neerslachtigheid wat opgeklaard lijkt, de voorgestelde medicatie lijkt niet langer nodig. Soms moeten tranen gewoon gehuild, anders doen ze alleen maar zeer zonder te helen.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account