Hoe kan het toch dat mensen nog kiezen voor de zorg? Voor het verpleegkundige beroep? Ik hoor overal over hoge werkdruk. Verder zitten we tot onze enkels in de excreta. Wat is er met je aan de hand dat je zo’n held bent dat je al dat voor lief neemt? Dat je rent naar ongelukken en handelt als mensen dreigen te stikken? Dat je grote wonden ‘gaaf’ vindt en van die afschuwelijke filmpjes over uitgedrukt worden cysten met heel veel troep gewoon tot het einde uit kunt kijken? Waarom kies je voor de zorg? Ik kijk er nu van een afstandje naar. Als verpleegkundige die wat hoger boven de praktijkvloer zweeft. Als opleider van mensen die de zorgvloer willen bestormen. Als mens die bij ‘de andere club’ hoort, die niet onregelmatig werkt.
Ik mis de zorg nog iedere dag. Ik ben erg blij met de praktijkverhalen van mijn studenten. Ik adem ze in als een verslaafde. Vertel me over de patiënten, cliënten, ongemakken. Houd me op de hoogte. Ik sport met een vriendin. Ondertussen kletsen we honderduit. En ik merk dat ik ook haar bevraag over haar meest afschuwelijke momenten van afgelopen werkweek. Als zij vertelt over lage saturaties en hoge dreiging, grote verantwoordelijkheden en moeilijke keuzes, dan gaat mijn hart sneller kloppen (kan natuurlijk ook een beetje van dat sporten komen)
Medesporters horen ieder baantje onze gruwelijke verhalen (wij zwemmen). Ze zullen toch denken: ‘Dames, jullie zijn vrij. Wees blij dat je nu in een zwembad ligt, in plaats van tussen bloed en pus door beweegt. Laat dat los’. Of ze denken: ‘Houd asjeblieft op met die verschrikkelijke details, want wij vinden zo zwemmen niet leuk’.
Hoe dan ook, wij laten het niet los. Juist niet, geloof ik. Wij praten aan één stuk door over het werk. Haar werk. De zorg. En dat is verwerking, misschien. Maar niet voor mij. Ik heb die lichaamsdetails en ongemakken nodig.
Ergens ben ik dagelijks een beetje opgelucht. Dat ik die verantwoordelijkheden even niet meer hoef te dragen. En dat ik geen volle po’s en vieze bedden meer hoef op te lossen vind ik helemaal niet erg. Maar dat rauwe contact tussen een verpleegkundige en een patiënt. Juist als ze sterven, lijden, huilen, vies zijn, afhankelijk. Dat je daar een verschil staat te maken. Dat is denk ik wat ik mis.
Hoe groter de ellende, hoe beter ik het kan maken. Hoe meer ik kan betekenen. Is dat het? Is dat wat trekt aan al die viezigheid en dat harde, harde werken? Of is werken in de zorg gewoon een nog onontdekte psychiatrische aandoening: een ziekelijke afwijking naar ziekte? Als ik van een afstandje naar mij kijk en naar anderen zoals ik (verpleegkundigen), dan moet ik om ons grinniken. Gekkies met zwaar, vies werk voor een bescheiden salaris. Wie geeft ons een diagnose of meer waardering?
Ga eens in de thuiszorg kijken. Minder onregelmatig, geen nachten, wel dat contact maar dan vaak nog intensiever want veel langduriger.
Dit soort geluiden hoor je nooit van ex-verpleegkundigen die in een heel andere branche zijn gaan werken, die noemen dat meestal de beste stap die ze ooit gedaan hebben. Maar ja, Sandra zit nu bij een opleidingsinstituut en dan moet je natuurlijk roepen dat je het werk nog elke dag mist, want anders krijg je geen klantjes.
Sandra is mijn docent,en een betere docent vanuit de zorg kunnen wij ons niet voorstellen.1 die niet alle dingen uit de boekjes haalt,maar 1 die alles in de praktijk heeft meegemaakt en weet waar ze over praat.