Sandra werkt niet meer aan het bed. Stiekem mist ze het wel een beetje. Ze roept collega’s dan ook van harte op ervaringen, vragen, frustraties met haar te delen. Laat jij er een achter in de reacties?
Ik zal het maar eerlijk zeggen: ik heb jullie in de steek gelaten! Jullie laten zitten met de weekend- en nachtdiensten en de kerstdagen en met Oud en Nieuw. Zorg is nog niet uit mij, maar ik ben wel uit de zorg. Althans, ik draag geen wit meer, ik was geen lijven. Voor mij geen po’s of piepers, geen vies beddengoed. Maar dus ook niet meer de prachtige patiëntengesprekken. Ik ben geen superheld meer. Ik armworstel niet meer met het leven.
Ik ben nu docent. En ik vind het fantastisch. Maar ik moet een beetje zoeken om mijn eigen waarde hier. Als je geen levens redt, ben je dan nog van belang? Ja, natuurlijk zijn ook docenten heel belangrijk. In mijn geval voor de stevige basis van wat straks jullie collega’s worden. Maar het voelt anders…
Ik worstel tegenwoordig alleen nog met mijn eigen gevoelens. Ik mis mijn patiënten. En ik mis ook een beetje dat ik ongeveer alles wist en kon. Nu ben ik nieuw en onderaan begonnen. Dat zocht ik juist: weer uitdaging, maar deze rol van onzekerheid en meer vragen dan antwoorden is even wennen.
En ik heb echt heel lieve, nieuwe collega’s, hoor, maar ik mis ook de ‘ouwe’. De mensen die me door slijk en ellende heen hielpen en viezigheid met me weglachten. Hun zure en een tikkeltje foute grappen, zoals alleen mensen in de zorg dat kunnen, volgens mij.
Ach, ik stap het vol vertrouwen tegemoet. Ik ga hier groeien, opstijgen, mooie vluchten maken. Ik ga lesgeven, inspireren, vermaken en ook zelf een hoop leren. En ondertussen herinnert iedereen mij er aan dat ik over een paar weken alwéér vakantie heb, kerst én Oud en Nieuw vrij ben en alle weekenden… En daarin voel ik me dus een beetje de afvallige. Dat voor mij al dat vrij-zijn nu vanzelfsprekend is, terwijl jullie de weekenden en avonduren moeten werken.
Ik was bang dat ik juist de vrije maandagen zou missen of de gezelligheid van een samenwerken in het weekend. Dat regelmaat zou gaan vervelen. Nu ben ik net pas begonnen, dus ik kan nog tweeëntwintig keer van mening veranderen. Maar voor nu merk ik dat ritme me goed doet. Ik sport (moet ook wel, want ik mis de werkkilometers behoorlijk)! Maar discipline en zelfzorg blijken een stuk gemakkelijker met een ritme.
Iemand vroeg me of ik eind november mee kon naar iets leuks. ‘Dat weet ik nog niet’, was mijn ingebakken reactie. Maar ik weet nu immers voor de komende maanden en maanden precíes wanneer ik werk. Ik heb nooit moeite gehad met de onregelmatigheid (behalve die verschrikkelijke nachtdiensten). Ik dacht eigenlijk dat ‘onregelmatigheid’ helemaal mijn ding was. Nu blijkt regelmaat ook heel comfortabel. Voor mij, althans.
Dus lieve collega’s, het spijt me dat ik jullie met al dat andere laat zitten. Maar ik blijf de verpleegkunde trouw en zal altijd bij dat ziekenhuis horen. Daar werkt mijn familie, daar ligt mijn basis. Hoe verder ik ervan wegdrijf, hoe meer respect ik voel voor jullie; mijn collega’s, de kanjers, levensredders, superhelden, alleskunners, strijders.
Ik ben bang dat ik het ga verliezen, mijn flexibiliteit, mijn goede conditie, mijn snelle benen, mijn kop vol kennis, mijn figuur, mijn daadkracht. We zullen zien… Zitten jullie hier eigenlijk nog wel te wachten op mijn woorden? Ik zou kunnen schrijven over verpleegkundigen in opleiding, de details van de theorie achter ons fantastische vak, actualiteit, de toekomst en het verleden van verplegen.
Misschien hebben jullie wel mooie verhalen voor me. Ervaringen, vragen, frustraties, waar ik hier wat mee kan. Laat gerust van je horen!
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account