Zo. En nu volgt er een verhaal dat ik altijd angstvallig stil heb gehouden. Een flater zo naar dat een ieder die dit leest zijn handen voor zijn mond zal slaan. Ik ga het doen. Vandaag treed ik ermee naar buiten.
Graag wil ik met mijn verhaal schreeuwen: lieve mensen, doe dit asjeblieft niet na! Ik heb een fout gemaakt. Een heel grove. Gelukkig alweer jaren geleden. Maar ik zie nog voor me, als de dag van gister, hoe ik mensen aan het huilen maakte die dienst.
Vroege dienst en twee meneren de Jong. Je denkt misschien: ik voel hem al aankomen. Nou, ik denk het niet. Meneer Cornelis de Jong, Kees voor zijn vrienden, was een vaste klant op onze afdeling. Andere meneer de Jong was voor mij een grote onbekende. Andere meneer de Jong overleed in de nachtdienst, voor ik begon.
Een paar uur later, verschijnt in mijn dienst een echtpaar aan de balie. Ze zoeken meneer ‘F’ de Jong en zijn kamer is leeg. Van alles gaat door mijn hoofd. Mijn collega’s hebben toch familie gebeld van de overleden meneer de Jong? Overlijden, afleggen en afscheid nemen was toch allemaal al klaar? ‘F?’ vraag ik. ‘Ja, F. de Jong,’ beamen de inmiddels ongerust kijkende mensen tegenover mij. Ik denk. Moet ik een geboortedatum vragen, vraag ik mezelf. Nee, dat staat knullig bij een overlijden. Als de familie voor de derde keer ‘F’ herhaalt, zeg ik heel voorzichtig: ‘Die is overleden.’
Want de nog levende meneer de Jong is C of K, maar zeker weten niet F. De mevrouw blijkt de dochter van meneer F. Ze is in tranen. Ik troost en bied koffie. Na een poosje vertrekken ze naar huis. Mijn dienst verloopt als anders. Ik red, was, ben dapper en mag weer naar huis. De volgende morgen gaat al vroeg de afdelingstelefoon. Mijn collega van de late dienst. Of ik mevrouw Koopmans wil bellen. Kennelijk heb ik haar verteld dat haar vader niet meer leeft. Maar dat bleek niet waar.
Mijn hoofd wordt tomaatrood, aubergine bijna. In één klap weet ik wat er mis is gegaan en wat ik deze mevrouw voor akeligs heb aangedaan. Mijn collega vraagt of ik de dochter terug wil bellen. Dat wil de mevrouw namelijk graag. Ik doe het. Het liefst nam ik ontslag en rende ik ervoor weg, maar ik doe het. Ik bel. De telefoon gaat over. De mevrouw neemt op. Zij huilt, ik huil.
Uiteindelijk troost de mevrouw nu mij. Ik heb mijn lesje wel geleerd, zegt zij, de wijste van ons tweeën. Het is allemaal te gênant om na te vertellen. En het blijft een onophoudelijk blozen. Want meneer ‘F’ komt nog steeds elk half jaar op mijn afdeling. En elke keer roept hij tegen mij: ‘Jahaa, ik leef nog, hoor!’
Wat een domme fout. De ‘F’ zal ik wel nooit begrijpen. Ik heb het de boze dochter ook maar nooit gevraagd. Ik had de geboortedatum moeten vragen. En een adres. Wat ben ik dom geweest en wat had dit grote gevolgen.
Dit verhaal. Ik vertel het een stagiaire ter illustratie: spring zorgvuldig om met patiëntgegevens. Ze lacht. Een collega van mij vertelde haar laatste een zelfde soort verhaal. Die belde een contactpersoon uit het verkeerde dossier om te vertellen dat zijn vader was overleden. Mijn hemel, het gebeurt meer!
Dus vandaar nu dit afschuwelijke verhaal van mijn kant. Om te zorgen dat wie dit leest niet gek meer kan zijn. Check, vraag, kijk nog een keer. Het scheelt je een hoop buikpijn!
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account