Een delier signaleren vinden veel verpleegkundigen en verzorgenden best lastig, zegt Jolanda van Tunen, winnares van de Jenneke van Veen Verbeterprijs. Helemaal lastig wordt het als er naast de symptomen van delier ook nog eens verschijnselen van dementie en depressie voorkomen. Nursing zet 3 lastige situatie op een rij.
1. Dementie of delier?
De 78-jarige meneer Jansen heeft een heupoperatie last van geheugenproblemen en een verminderde oriëntatie. Zijn dit symptomen van dementie, delier, of een combinatie van beide? ‘Om duidelijkheid te scheppen, moet je bij opname een globaal beeld hebben van het cognitief functioneren van de oudere vóór opname. Immers, in tegenstelling tot een delier wordt dementie gekenmerkt door een sluipend begin. Een plotselinge verslechtering van de cognitieve functies wijst meestal op een delier’, zegt verpleegkundig consulent geriatrie Jan Oudenes van het UMC St Radboud in Nijmegen.
Als meneer Jansen al bekend is met dementie, moet je alert zijn op een delier. Want cognitieve stoornissen die bij opname al aanwezig zijn, vergroten de kans op een postoperatief delier. Het is dus zaak om te testen of de cognitieve functies verslechteren en dat doe je met de Delirium Observatie Screening (DOS). Oudenes: ‘Een valkuil: normaliter betekent een score van 3 of meer een vermoeden van delier. Maar een patiënt met dementie scoort meestal al 3 of hoger op deze schaal. Neem de DOS daarom pre- en postoperatief af, zodat je eventuele verschillen in de score goed ziet.’
2. Depressie of (hypoactief) delier?
Een hypoactief delier, ook wel een ‘stil’ delier, kenmerkt zich door apathie, teruggetrokken gedrag, moeheid en een verminderde psychomotoriek. ‘De patiënt ligt stil in bed, is traag en het lijkt alsof hij ligt bij te komen van een operatie. Hierdoor is een hypoactief delier minder makkelijk te herkennen dan een hyperactief delier, waarbij de patiënt onrustig beweegt, aan infuus of katheter trekt en verbaal actief is. Terwijl ook dit snelle actie vraagt’, zegt Oudenes. Symptomen als apathie, langzaam spreken, verminderde psychomotoriek en moeheid zijn ook kenmerkend voor een depressie, wat het onderscheid moeilijk maakt. Bedenk dat een depressie vaak langzamer ontstaat dan een delier en dat een voorgeschiedenis met eerdere depressies de diagnose ‘depressie’ waarschijnlijker maakt. Bij een depressie is het bewustzijn helder en zijn er geen stoornissen in de waarneming. ‘Als verpleegkundige heb je een signalerende functie, dus meldt het bij de arts. Observaties die je kunt noemen zijn verminderd en/of wisselend bewustzijn, desoriëntatie in tijd, plaats, persoon, stoornissen in kortetermijngeheugen, initiatiefverlies, incoherente gedachtegang, beangstigende visuele hallucinaties en dagschommelingen (symptomen variëren in ernst gedurende de dag)’, adviseert Oudenes.

Verzorgende ig Jolanda van Tunen won met haar delier-project ‘Mis ze niet’ de Jenneke van Veen verbeterprijs 2013. Zij vindt dat delier nog te vaak over het hoofd wordt gezien.
3. Depressie of dementie?
Geheugenproblemen vormen meestal het kernprobleem bij een patiënt met dementie, maar spelen ook een rol bij depressie. Door verminderde concentratie of matige motivatie zijn mensen met een depressie niet altijd in staat om dingen goed te onthouden. Ook symptomen als apathie en traagheid komen voor bij zowel dementie als depressie. Een voorbeeld. De 80-jarige mevrouw Hendriksen is onlangs haar man verloren. Sindsdien krijgt ze dagelijks thuiszorg. De verpleegkundigen en verzorgenden merken dat mevrouw apathisch, somber en vergeetachtig is. Sommigen denken dat mevrouw een depressie heeft door het recente overlijden van haar man. Anderen denken meer aan een dementie, gezien de vergeetachtigheid. ‘Belangrijkste advies: trek niet te snel conclusies’, vindt Oudenes. ‘Vraag jezelf af: speelt hier echt een depressie, of gaat het hier om beginnende dementie of misschien wel beide? Gaf haar man zoveel steun dat daardoor haar cognitieve problemen werden gemaskeerd? Ook hier is diagnostiek het sleutelwoord. Daarbij is een heteroanamnese bij familie of vrienden vaak cruciaal. En ook de huisarts heeft soms belangrijke informatie, zeker als hij de patiënt al jaren kent. Een patiënt kan de situatie soms veel te rooskleurig voorstellen.’
Dit is een ingekorte versie van het artikel ‘Puzzelen met de 3D’s’ dat eerder in Nursing verscheen. Volledig artikel lezen? Neem een abonnement op Nursing en bestel het artikel na.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account