Van sommige patiënten word je gewoon gek. En dan kan ik echt wel bedenken dat ze een reden hebben om te mopperen, chagrijnen of wantrouwen. Slechte ervaringen, zenuwen, de regie over zichzelf kwijt zijn; ik begrijp het. Maar het neemt niet weg, dat ik er soms gek van word.
Zo was er de patiënt die mij een slechte zuster noemde. Omdat ik zijn dyspnoe niet serieus zou nemen. Had ik daar vanmiddag niet alle parameters gemeten, de dokter ingeseind, een ECG gemaakt en uitgebreid uitleg gegeven over een fraaie balans tussen rust en activiteit? Ik had me even omgedraaid richting andere patiënt en toen was de benauwde meneer vertrokken, met zijn bezoek, naar het restaurant. En nu was hij terug. En benauwder dan ooit. En nee hoor, hij had bijna niks gedaan. Stukje gelopen, beetje gezeten, hapje kroket… Waar bleef ik met mijn verpleegkundige interventies, wilde hij weten…

Mondige patiënten worden nogal eens genegeerd door zorgverleners, werd laatst geconcludeerd na onderzoek.
Lees het bericht hier >>>
Zo is er ook een vaste klant op mijn daghospitaal, die ‘precies bij dit sproetje altijd’ wordt geprikt. Als ik zeg dat het niet goed is om steeds in hetzelfde stukje te steken, blijken ze dat ‘al jaren zo te doen’. ‘Dat mag niet’, werp ik tegen. ‘Dat móet’, commandeert mijn patiënt. Wat moet ik? Ik heb anders geleerd? Moet ik mijn expertise negeren voor de gemoedsrust van deze patiënt met sproet?
Dan tref ik een inhalatiemedicatiegebruiker die zijn pufje gebruikt als een lippenstift. Het apparaat raakt maar net zijn mond, de medicijnen komen niet verder dan zijn gebit. Ik leg het nut uit van beter inhaleren en doe het zelfs even voor. De patiënt zegt dat dat allemaal niks uitmaakt. Hij doet het al jaren zo. Ik wijs hem er nog even op, dat hij dus ook zieker is geworden. ‘Maar’, zegt hij, ‘dat ligt niet aan de pufjes, maar aan mijn longen’.
Je kent het wel, de patiënt gewapend met folder, die vindt dat hij recht heeft op iedere letter die hij heeft gelezen: ‘Ik moet na anderhalf uur eten. Dat was zes minuten terug’. Dat ik het druk heb, is niet zijn probleem, zegt hij. Dat moet ik dan maar met mijn baas bespreken. Niet erg aardig, maar hij heeft gelijk. En honger.
Tja en dan overkomt het mij ook weleens, dat een patiënt vraagt: ‘Moet dit infuus niet worden doorgespoeld, zuster?’ Ben ik dat daadwerkelijk dus even vergeten. Dan ben ik blij met deze meedenkende patiënt. En dan maar een kritische blik over mijn vingers. Daar kan ik toch met al mijn zelfvertrouwen en ervaring wel tegen? Laten we het gewoon samen doen. De patiënt als lichaamsmanager en ik als uitvoerend specialist.
Ik heb liever een patiënt die mij zegt hoe hij het wil, dan een patiënt die niet zegt dat het niet goed met hem gaat. Te bescheiden patiënten knappen langzamer op. Gaan onderuit, zonder dat ik het aan zie komen. Dus roep ik tegen elke nieuwe patiënt die ik opneem: ‘Hier is de bel. Hoe vaker u erop drukt, hoe meer ik verdien.’
Mondig is niet altijd handig. Mondig is niet altijd heel gezellig. En van mondig word je soms knettergek. Maar met mondig, weet ik wel waar ik aan toe ben. En misschien, heel misschien, kan ik zelfs nog iets van mondig leren. Ik, zuster die altijd al haar zorgen voor zich houdt, omdat ze niet lastig wil zijn…
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account