Vorige week schreef Nursing-blogger Jos Kaldenhoven een brief aan Buurtzorg-directeur Jos de Blok. Kaldenhoven, zelf verpleegkundige in een verpleegtechnisch team, begrijpt niet waarom De Blok deze teams helemaal niets vindt. De Blok reageert.
Beste Jos,
‘Natuurlijk wil ik graag mijn stelling over verpleegtechnische teams onderbouwen. Inmiddels ben ik zo’n 25 jaar bij deze discussie betrokken: als wijkverpleegkundige, als leidinggevende en als innovator. Als wijkverpleegkundige in de jaren ’80 was het gebruikelijk om in beperkte mate infuustherapie, pijnpompen en andere verpleegtechnische activiteiten uit te voeren. Vanuit het perspectief van de cliënt was het ‘de bedoeling’ om op een holistische manier zorg te verlenen, we zorgden ervoor dat er zo weinig mogelijk mensen bij een patiënt over de vloer kwamen. Zeker bij complexe zorg krijgen mensen als je niet oppast horden zorgverleners over de vloer. Als je niet bekwaam was, zorgde je ervoor dat je dat zo snel mogelijk was. Dat daar een bepaalde frequentie voor nodig was klopt. Maar dagelijks of wekelijks lijkt me wat overdreven. Dit is ook erg individueel: de ene verpleegkundige heeft meer gevoel en handigheid in dit soort activiteiten dan de andere.
Als leidinggevende zag ik in de jaren negentig een sterke neiging tot specialiseren en vervolgens afbouwen van de wijkverpleegkundige capaciteit. Inderdaad ontstonden er allerlei specialismen met een enorme fragmentatie en kostenstijging tot gevolg. Met deze specialisatiegolf zag je ook de holistische en generalistische benadering, die juist de kracht vormt van de wijkverpleging, enorm onderuit gaan. Dit heeft grote gevolgen gehad voor allerlei patiëntengroepen: ook de rol van casemanager dementie is hier -jammer genoeg- uit voortgekomen.

Blog Jos Kaldenhoven
‘Wat denk je dat een klant liever ziet: een verpleegkundige die aarzelend te werk gaat, geen pasklaar antwoord weet op vragen. Of een verpleegkundige die ervaren handelt en weet waar zij het over heeft?’ Lees meer >>
Als innovator probeer ik het thema ‘community based care’ op de agenda te zetten met een sterke rol voor de generalistische wijkverpleegkundige naast de generalistische huisarts (WHO 1985). Dit model wordt nu ook in Amerika, Japan en Zweden ingevoerd. Wat daarbij opvalt is dat in die landen verpleegkundigen de verpleegtechnische activiteiten als onderdeel van hun werk zien en er geen discussie is over technische teams. Dit is een gecreëerde Nederlandse discussie. Met voldoende verpleegkundige capaciteit in de wijk kan dit prima opgelost worden. Ter vergelijking: in Nederland werkt maar een kwart van de verpleegkundigen die in België in de wijk werken. Wat betreft ‘verdraaide organisaties’ van Wouter van het Hart: dit gaat vooral over organisatietheorien (waarbij hij ons overigens als voorbeeld neemt!).
Volgens mij zou het goed zijn om terug te keren naar verpleegkundige theorieën en het effect daarvan op patiënten – en nee, dus géén klanten. Ooit een ‘klant’ gezien die pijnbestrijding wil? Met de morfine in de uitverkoop? Natuurlijk moeten we in de wijk gebruik maken van elkaars expertise en is marktwerking in de wijkverpleging onzin. Maar willen we de problemen in de toekomst oplossen dan zullen we toch over de grenzen van de verpleegtechnische teams heen moeten durven kijken, beste Jos.
Vriendelijke groet,
Jos
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account