Verpleegkundigen zijn de spil. De lijm die de zorg bijeen houdt. De speelbal in het (slag)veld. Speelbal. En zo gaat het ook echt. Directie geeft een fluitsignaal. Iemand geeft me een trap. Ik vlieg al voor ik weet uit welke richting de trap afkomstig was. Want dat doen verpleegkundigen: vliegen.
Zonder vleugels. Vliegen om tijd in te halen die ze eigenlijk al nooit hebben gehad, maar zo hard nodig hebben. Dan weer een trap. Dit maal zie ik nog net dat het een dokter betrof. Raakte me keihard in mijn rechterflank. Ik probeer te bedenken welke organen daar zitten. Waar kan deze onaardige en gejaagde dokter mij hebben gekneusd? Voor ik het antwoord weet, weer een trap. Nu is het een patiënt. En mijn linkerscheenbeen. Maar aan blauwe plekken (die bij ons haematomen heten, want dan klinkt het minder ernstig) raak je gewend in dit werk. Een beetje cynisch misschien.
Ik zal mijn gemoedstoestand even verduidelijken met een voorbeeld: Een patiënt. Ligt al bijna twee weken aan bed gekluisterd. Als de foto vandaag goed is, mag de patiënt uit bed, zo is hem beloofd. Vanaf een kwartier nadat de foto is gemaakt, belt de patiënt. Mag ik? Mag ik? Uren later begint mijn dienst. Ik besluit onmiddellijk te bellen. Op de bres voor de patiënt, want ik snap dat hij uit bed wil. De dokter snauwt (trap 1). Dat het druk is. Of ik dat soms niet begrijp? Zal later terugbellen. Belt niet. Ik wel. Weer een snauw des dokters (trap 2). Weer wachten. Patiënt belt. Scheldt dat het belachelijk is. Scheldt op mij (trap 3). Ik speelbal-stuiter richting telefoon. Bel arts weer. Ondertussen is er zoveel tijd verstreken dat er een nieuwe arts begonnen is. Die weet van niks. Brult dat het druk is (…)
De dokter zegt dat de foto goed is, maar weigert mij verder van dienst te zijn. Ik bel een longarts. Die haalt alleen zijn schouders op. Blijft wel beleefd. Zegt dat de patiënt nog maar ‘even’ tot morgenochtend in bed moet blijven. Nu neig ik tot onbeleefdheid. Dit kun je niet menen. Patiënt belt. Dreigt zelf drain te verwijderen en uit bed te gaan. Om de kalmte te bewaren, lieg ik. Ik herhaal niet wat de dokters zeggen over ‘nog even wachten tot morgen’. Ik zeg dat de drain, die het mobiliseren beperkt, er voor de zekerheid en gezondheid morgen pas uit gaat. Patiënt baalt. Maar zachtjes. Geen gescheld. Geen trappen meer.
Twee uren later, de rust is wedergekeerd. Komt er een arts. Die wil de drain toch maar even verwijderen. Ik vertel van mijn leugentje om bestwil. De arts zegt dat dat ‘niet zo handig is’. Vertelt patiënt later de waarheid. Patiënt kijkt mij wantrouwend aan.
Spil. Speelbal. Krabpaal. Of – om het in mijn eigen bekende longtermen te houden – sputumpot van de gezondheidszorg. Dat zijn wij. Soms hoor. Niet altijd. Soms is het leuk stuiteren tussen al die disciplines. Maar niet altijd.
Herkenbaar?
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account