Vraag je bij palliatieve sedatie niet af hoe diep de patiënt in slaap is, maar of hij nog last heeft van zijn symptomen. Dat adviseert specialist ouderengeneeskunde Rogier van Deijck, die dit jaar promoveerde op het onderwerp palliatieve sedatie.
Om te bepalen of palliatieve sedatie werkt, wordt vaak de vraag gesteld of de patiënt diep genoeg in slaap is. Maar dat is niet de belangrijkste vraag, stelt specialist ouderengeneeskunde Rogier van Deijck in zijn proefschrift over continue palliatieve sedatie. Veel verpleegkundigen zien alleen diepe sedatie als ‘echte sedatie’.* Ook in de richtlijn Palliatieve Sedatie van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG)** wordt een ‘sedatiescore’ genoemd om de toestand van de gesedeerde patiënt vast te leggen. Die score loopt van ‘wakker en georiënteerd’ tot ‘ontbreken van basale hersenfuncties’.
Wil jij je kennis over palliatieve zorg bijspijkeren? Schrijf je dan nu in voor het Palliatieve Zorg Congres op 19 september en leer alles over o.a. palliatieve pijnbestrijding, advance care planning en palliatief redeneren.
Symptomen zijn uitgangspunt
Het bewustzijn verlagen is echter niet het doel van palliatieve sedatie, maar het middel. ‘Palliatieve sedatie is bedoeld om comfort te bieden’, licht Van Deijck’s copromotor en oncoloog Stans Verhagen toe. ‘Daarom zou je moeten kijken of de patiënt comfortabel genoeg is, en niet of hij diep genoeg in slaap is.’ Ook dat komt terug in de KNMG-richtlijn, die stelt dat de symptomen uitgangspunt moeten zijn voor evaluatie van de sedatie. Een patiënt die nog kan communiceren, kun je uiteraard naar de symptomen vragen, maar bij patiënten die diep gesedeerd zijn ben je afhankelijk van observaties.
Verpleegkundige krijgt vage instructies
Wat verpleegkundigen dan precies moeten observeren bij gesedeerde patiënten, is in de praktijk niet altijd even duidelijk. Afspraken en communicatie hierover laten te wensen over, bleek uit onderzoek onder artsen en verpleegkundigen.* ‘De verpleegkundige krijgt veelal vage instructies, bijvoorbeeld om te bellen wanneer de patiënt niet comfortabel genoeg is’, weet Verhagen. ‘Beter is het om concrete afspraken te maken: voor welke symptomen wordt de patiënt gesedeerd, en bij welke veranderingen moeten we verhoging van de sedatie overwegen?’
Samen met specialist ouderengeneeskunde Margot Verkuylen zet Nursing vijf feiten en hardnekkige fabels op een rij. Lees meer >>
Wat te observeren?
Voor de diepte van sedatie bestaan wel observatieschalen, maar er zijn nog geen schalen die specifiek discomfort meten bij palliatieve sedatie. Van Deijck gebruikte daarom een schaal die van oorsprong bedoeld is voor mensen niet meer aanspreekbaar zijn vanwege Alzheimer (de DS-DAT, Discomfort Scale Dementia of Alzheimer Type). Die schaal meet wat je kunt zien, zoals grimassen, kreunen, of gespannen in bed liggen.
Rochelen hoeft niet vervelend te zijn
De toepassing van de DS-DAT bij palliatieve sedatie moet nog beter onderzocht worden, waarschuwt Van Deijck in zijn proefschrift. ‘We weten bijvoorbeeld nog niet of het afkappunt dat bij Alzheimer wordt gehanteerd om te bepalen of iemand oncomfortabel is, ook klopt voor palliatieve sedatie’, vult Verhagen aan. ‘Ook is het niet duidelijk of alle items nuttig zijn. Rochelen wordt nu bijvoorbeeld gescoord onder hoorbare ademhaling, maar dat betekent niet dat de patiënt oncomfortabel is. Toch is de DS-DAT een goede leidraad totdat er meer onderzoek is gedaan.’
1 Brinkkemper T, Palliative Sedation in the Netherlands, current practice and evaluation of tools for assessing depth of sedation, 2013, Vrije Universiteit Amsterdam.
2 Richtlijn Palliatieve sedatie, 2009, KNMG, beschikbaar op www.pallialine.nl.
3 Van Deijck R, Continuous palliative sedation: determinants, practice and outcome, 2017, Radboud Universiteit Nijmegen.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account